Een elitair project
Vox populi, vox Dei (de stem van het volk is de stem van God) is een populaire uitspraak, maar een van de meest onware die ooit gedaan zijn (door wie overigens voor 't eerst?). Er bestaat niet één volk, er bestaan vele volken, en die hebben verschillende meningen. Alleen wie in een veelgodendom gelooft, kan enige waarde aan die uitspraak hechten. De Griekse goden hadden dan ook voortdurend ruzie met elkaar. Maar er staat: Dei (enkelvoud) en niet deorum.
Er is dus geen reden de stem des volks, dat wil zeggen: de democratie, te verheerlijken. Churchill heeft eens gezegd: ‘Je hoeft maar vijf minuten met een kiezer door te brengen om overtuigd te raken van de gebreken van de democratie.’ Maar van dezelfde Churchill is ook de uitspraak: ‘De democratie is de ergste van alle staatsvormen, met uitzondering van alle andere.’
De conclusie is dat democratie op z'n hoogst op nationaal niveau werkt (en dan nog gebrekkig). Immers, er bestaat geen wereldvolk, er bestaat zelfs geen Europees volk. Daaruit volgt dan weer dat de democratie, op internationaal, zelfs op Europees niveau toegepast, niet kan werken. Misschien is de democratie zelfs wel een struikelblok voor de eenwording der volken.
Dit is een vermoeden, meer dan een overtuiging, waaraan ik de laatste tijd - zeker na de Franse en het Nederlandse referendum van 2005 en het Ierse van dit jaar - in deze rubriek zo nu en dan terloops uiting heb gegeven. In die referenda keerde de stem des volks zich immers tegen een Europese ‘grondwet’, daarmee de Europese eenwording blokkerend - meestal om redenen die niets met die ‘grondwet’ te maken hadden, maar uit algemene onvrede over de toestand in eigen land.
Toen ik onlangs zag dat er in Frankrijk een boek was uitgekomen onder de titel L' Europe malade de la démocratie, dat in Le Monde met waardering werd besproken, bestelde ik het onmiddellijk. Auteur is een zekere Philippe Riès, van wie ik verder niets weet. Uitgever is Grasset, niet de eerste de beste. De titel kan misschien het best vertaald worden met: Europa lijdt aan de democratie.
Het boek bleek een boekje te zijn, 133 pagina's dik, eerder een pamflet eigenlijk. De stelling van de auteur staat al dadelijk in de inleiding: ‘Het Europese project is het slachtoffer van een overdosis aan democratie, en nog wel van de slechtste kwaliteit. De totstandkoming van een verenigd, vreedzaam en welvarend Europa wordt nu ernstig bedreigd door de triomf van die soort van democratie waarin de particuliere belangen stelselmatig voorrang krijgen boven het algemeen belang en waarin het kortetermijnbeleid de langetermijnvisie verduistert.’
Denk niet dat de auteur een anti-Europeaan is, waarvoor iedereen wordt uitgemaakt die enige twijfel koestert over het Europese project. Integendeel: hij noemt het Europese project dat in 1950 gestart is, ‘het geweldigste menselijke avontuur van de tweede helft van de negentiende eeuw’, maar het is altijd - van Jean Monnet tot Jacques Delors - het project geweest van een ‘kleine verlichte elite’. Niet alle goede ideeën komen van onderop, zoals Lubbers zondag in Buitenhof beweerde.
Maar heerste er in het Europa waarin het project van Monnet tot bloei kwam - grosso mondo: de tweede helft van de 19de eeuw - dan geen democratie? Werd dit project door een elite aan een onwillige bevolking opgelegd? Nee, dat was niet zo. Over het algemeen vonden de bevolkingen na de catastrofe van de Tweede Wereldoorlog het een goed idee dat er een verenigd Europa zou ontstaan.
In die naoorlogse tijd evenwel was de democratie nog zeer gedisciplineerd: de kiezers volgden over 't algemeen de aanwijzingen van hun partijen (of ‘zuilen’), en die waren in grote meerderheid pro-Europees. Het volk volgde toen dus nog de elites (dit woord hier in neutrale zin gebezigd). Bovendien hielden in die jaren andere zaken de mensen meer bezet, zoals de wederopbouw na een vernietigende oorlog.
Europa bleef in die jaren voor de meeste mensen een ver ideaal, dat wel onderschreven werd, maar welks verwezenlijking overgelaten werd aan de elites. Bij informele referenda sprak de bevolking van Bolsward en Delft zich in 1952 met resp. 96,6 en 93,1 procent uit voor een verenigd Europa, maar de enige betekenis daarvan was dat er toen nog nauwelijks verzet was tegen dit ideaal.
Het Europese project was dus van het begin af aan wel degelijk een door de brede massa's ondersteund (althans gedoogd) project. Maar met de groei van de verzorgingsstaat kregen deze massa's steeds meer belang bij het behoud van die staat, die niet Europees, maar nationaal is. Ook verloor de democratie allengs haar disciplinaire aard: zij werd wantrouwiger, zelfs rebelser. Niet alles wat van boven kwam werd meer als zoete koek geslikt, ook het Europese project niet. Zo kreeg ook Europa langzamerhand steeds meer de druk van de democratie te voelen.
Philippe Riès vat dit jarenlange proces samen door te zeggen: ‘Het democratische bedrog voert het Europese project naar de verlamming’. Maar hier is eerder sprake van zelfbedrog: de voorstanders van de verzorgingsstaat - en wie is dat niet? - beseffen immers niet dat zij daarmee de nationale staat versterken en dus het Europese project bemoeilijken.
‘Het toppunt van de hypocrisie’ is de ‘toevlucht tot het referendum die politici die eigen verantwoordelijkheid schuwen, nemen’. Riès noemt dit een ‘bonapartistisch instrument’. Inderdaad zijn directe volksbesluiten de schaamlap waarmee dictators zich graag de schijn van democratische legitimiteit verschaffen.
Het is eigenlijk alleen maar in het inleidend hoofdstuk dat Riès ten principale het thema van de democratie als doodgraver van het Europese project aansnijdt. In de andere hoofdstukken analyseert hij het reilen en zeilen van de Europese Unie, waarbij opvalt dat hij de schuld aan de crises en stagnaties waarvan dit telkens weer onderhevig is, meer legt bij de lidstaten - vooral Frankrijk en Duitsland - dan bij de Europese Commissie.
Dit is niet alleen feitelijk juist, het is ook logisch in zijn gedachtengang: de regeringen van de lidstaten zijn op democratische wijze aan de macht gekomen en volgen dus de wensen van de meerderheden waarop die macht berust; de Europese Commissie daarentegen wordt benoemd, kan zich dus niet beroepen op de wens van een Europees volk, dat trouwens niet bestaat, en is des te meer afhankelijk van de grillen van de democratie, en die uit zich slechts nationaal.
NRC Handelsblad van 11-09-2008, pagina 9