Tussen mensenrechten en vuile lucht
‘Ook op het gebied van de doodstraf in China boeken we stappen vooruit. In Tibet hebben we een project voor het behoud van de Tibetaanse cultuur, zodat Tibetaanse kloosters weer hersteld en opgebouwd kunnen worden.’ Dat is vrijwel het enige wat minister van Buitenlandse Zaken Verhagen in een paginalang interview in het Nederlands Dagblad van 22 maart weet te zeggen over de mensenrechten in China.
Dat is toch wel merkwaardig van een minister die mensenrechten tot een centraal punt van zijn beleid heeft gemaakt (en over weinig anders praat) - en dat terwijl op het ogenblik van verschijning van dit interview de opstand van de Tibetanen en de onderdrukking ervan door de Chinezen al meer dan een week aan de gang is. Geen woord daarover in dit interview, noch over de eventuele gevolgen ervan voor de Olympische Spelen die deze zomer in Peking worden gehouden.
Het moet gezegd worden dat Verhagens interviewers hem daarover ook niet gevraagd hebben en dat het Nederlands Dagblad in hetzelfde nummer op de sportpagina wél uitvoerig ingaat op de eventuele gevolgen van Tibet en andere schendingen van mensenrechten in China voor (deelneming aan) de Olympische Spelen. Je zou haast denken dat Verhagen zijn interviewers heeft gezegd niet over de Olympische Spelen gevraagd te willen worden.
In 1980 werden de Olympische Spelen in Moskou gehouden. Toen besloten de Verenigde Staten, Canada, de (West-)Duitse Bondsrepubliek en enkele andere Europese staten er niet deel aan te nemen, want de (toen nog bestaande) Sovjet-Unie was kort tevoren gewapenderhand Afghanistan binnengevallen. Andere Europese landen, waaronder Nederland, besloten wél aan de Spelen, maar niet aan de openingsceremonie mee te doen.
Deze keer is er ook zo'n discussie aan de gang, maar tot dusver niet op staatsniveau. Ook de Verenigde Staten zwijgen. Alleen een paar filmspelers uit Hollywood roepen tot boycot op, en regisseur Steven Spielberg trok zich in februari al terug als adviseur van de Spelen - maar niet wegens Tibet, dat nog niet aan de gang was, maar wegens China's steun aan het regime in Soedan, dat zich aan schending van mensenrechten in Darfur schuldig maakt.
Maar er zijn verschillen in terughoudendheid op staatsniveau. Angela Merkel heeft zich al een maand geleden China's wrok op de hals gehaald door de Dalai Lama (die overigens boycot ontraadt) te ontvangen. Gordon Brown is van plan hetzelfde te doen. Maar verder gaan ze voorlopig niet in het tarten van de Chinese reus, die miljarden aan commerciële orders te vergeven heeft.
President Sarkozy beloofde direct na zijn verkiezing in mei vorig jaar dat de mensenrechten één van de basisbeginselen van zijn buitenlands beleid zouden zijn. Conform die belofte benoemde hij de socialist Kouchner, oprichter van Artsen zonder Grenzen, tot zijn minister van Buitenlandse Zaken en een Afrikaanse tot staatssecretaris voor de mensenrechten.
Maar het bleef tot dusver bij beloften. De Libische tiran Gadaffi ontving hij in Parijs met pracht en praal. Poetin feliciteerde hij met zijn verkiezingsoverwinning, waarvan de zuiverheid door de Europese Unie betwijfeld was. Kouchner, voor de televisie ondervraagd over de Olympische Spelen, wrong zich in allerlei bochten. Maar nu laat Sarkozy doorschemeren dat hij bij de openingsceremonie in Peking weg zou kunnen blijven.
Wat moet Nederland doen? De regering is er kennelijk nog niet uit. Minister Verhagens zwijgen in dat interview met het ND is, wat dat betreft, omineus. Moet Nederland een soloactie ondernemen en tot boycot oproepen? Dat zou, gezien de geringe steun die het van zijn Europese partners zou krijgen, op donquichotterie lijken. De morele winst van zo'n actie zou in het niet vallen bij het materiële verlies aan orders uit China. In onzeker economisch tij is het laatste niet te veronachtzamen.
Daarbij moeten politici - dus ook een regering - altijd naar de achterban kijken. Zouden zij daar steun voor een boycot kunnen verwachten? Nee, het volk is aan de televisie verslaafd, vooral wanneer de Olympische Spelen aan de gang zijn. Dat is overal zo. In Duitsland is 57 procent tegen een boycot en 39 voor (in Oost-Duitsland 73 tegen en 25 voor, wat een interessant licht werpt op de prioriteit die mensenrechten hebben bij mensen die twintig jaar geleden geacht werden zelf onderdrukt te worden).
En de spelers zelf? Hebben die ook wat te zeggen? De meesten zijn voor deelneming, onder het motto dat sport niets met politiek te maken heeft. In Moskou in 1980 vonden winnaars uit landen die, zoals Nederland, tot een semiboycot besloten hadden, het al frustrerend dat bij de uitreiking van de medailles voor hen niet de vlag van eigen land, maar de Olympische vlag gehesen werd. Alsof ze zich schamen moesten voor hun land van herkomst, zo voelden zij dat.
Vooralsnog is de zwemmer Pieter van den Hoogenband, winnaar van vele Olympische medailles, de enige die zich vragen stelt. Hij stelde voor dat het Internationaal Olympisch Comité zich duidelijk uitspreekt over de mensenrechten in China. Maar daar is hij aan het verkeerde adres. Hein Verbruggen, Nederlands lid van het IOC, zegt in het ND: ‘Ik ga nooit naar een land en zeg: ze moeten het maar doen zoals bij ons.’
Het minste wat het IOC kan doen is te verklaren dat iedere speler vrij is zijn eigen geweten te volgen en dat, als binnen de twintig weken die ons nog scheiden van de Spelen, de luchtverontreiniging in Peking niet aanzienlijk is verbeterd, iedere speler voor zijn eigen risico gaat. Een Ethiopische tophardloper heeft al aangekondigd niet te zullen gaan wegens de vuile lucht.
Intussen blijft het voor onze troonopvolger, ook lid van het IOC, een moeilijk parket. Aftreden zou een affront zijn tegenover China, waartoe de regering niet zo gauw zou besluiten; wegblijven uit Peking trouwens ook. Aanblijven is evenmin fraai. Het is allemaal niet fraai, maar zo is de internationale politiek. Aan de kampioen voor de mensenrechten Verhagen de taak dit allemaal uit te leggen of, zo u wilt, zich eruit te draaien.
NRC Handelsblad van 27-03-2008, pagina 7