Het idealisme schoof naar rechts
Een vraagteken vraagt om een antwoord. De kop boven mijn artikel van 2 augustus eindigde met een vraagteken: Einde van het idealisme? In dat artikel wierp ik vragenderwijs de stelling op of het midden van de jaren '30 wellicht het einde markeerde van een periode waarin het idealisme - al dan niet belichaamd in een religie, maar zeker, zoals in de SDAP (de voorgangster van de PvdA), beleefd als religie - een dominante factor was.
Deze stelling illustreerde ik met het voorbeeld van H.B. Wiardi Beckman (1904-1945), de idealist die de SDAP omturnde van een op het proletariaat gerichte partij in een brede volkspartij, die zowel het leger als het koningshuis zou aanvaarden en zich daardoor geschikt maakte voor deelneming aan de regering, waarvan zij decennialang uitgesloten was geweest.
Nu was de SDAP allerminst de enige expressie van het idealisme dat zich vanaf ongeveer 1890 in de samenleving had gemanifesteerd. We kunnen denken aan de rooms-katholieke Graalbeweging, wier optochten door de straten van Amsterdam - vrouwen met breedgerande hoeden, wapperende capes en kleurrijke vaandels - ik me nog levendig herinner. Bij de viering van koningin Wilhelmina's 35-jarig jubileum in 1933 waren zij nadrukkelijk aanwezig.
De Volkshogeschool in Bakkeveen en de Woodbrookers in Barchem waren andere exponenten van dit idealisme. Misschien kunnen we er ook de Oxfordgroep (later Morele Herbewapening genoemd), het slechte geweten van de bezittende klasse, onder rangschikken als laatste opflakkering. Haar hoogtepunt viel in 1937.
Een vroege manifestatie van het idealisme was de theosofie (mme Blavatsky, Annie Besant, Krishnamurti). Marty Bax toont in haar vorig jaar verschenen boek Het web der schepping (uitg. Sun) aan welke invloed de theosofische theorieën hebben gehad op de kunst, niet alleen architectuur en kunstnijverheid, maar ook schilderkunst. De Bazel en Mondriaan zijn de bekendste namen, maar ook Berlage was er schatplichtig aan. Er waren veel dwarsverbanden met het (salon)socialisme en overgangen naar het antroposofisme van Rudolf Steiner.
Als er medio jaren '30 een einde is gekomen aan die idealistische periode - of dat zo is, zal ik later beantwoorden - is er dan na de oorlog geen herleving geweest? Pogingen daartoe zijn er zeker gedaan, maar Bannings Nederlandse Volksbeweging, en de PvdA zelf, die hernieuwd uit de bezettingsjaren was opgestaan, kon niet op tegen de realiteit van de Nederlandse samenleving. De ‘doorbraak’ mislukte al in 1946.
Zeker, in ‘Europa’ en de ontwikkelingssamenwerking vond het idealisme nieuwe uitlaatkleppen. Maar in de eerste plaats bleven de massa's, anders dan in de jaren '20 en '30, er vrij koud onder. En in de tweede plaats liep ook dit idealisme te pletter tegen de harde, ditmaal Europese en internationale, realiteit. Nu moet de geestdrift opgewekt worden door popconcerten, die minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking door partijvriendjes à raison van 750.000 euro laat organiseren.
Het idealisme van de halve eeuw vóór 1940, dat niet alleen een politiek, maar vooral een cultureel verschijnsel was, is dus niet herleefd, maar dat wil niet zeggen dat het, toen het medio jaren '30 in Nederland uitpieterde, niet elders een voortzetting vond, ja zijn hoogtepunt nog moest bereiken. Het idealisme schoof namelijk, grofweg gezegd, van links naar rechts. Het succes van het fascisme (als verzamelterm gebruikt) is niet denkbaar zonder het idealisme van miljoenen.
Het is voor democraten, en zeker sociaal-democraten, altijd moeilijk geweest dit te accepteren - zeker nadat het fascisme in de jaren '40 zijn ware gezicht had getoond. Maar de werkelijkheid blijft dat het het potentieel aan idealisme bij miljoenen - zeker bij de jeugd - heeft weten te mobiliseren, op een schaal die de sociaal-democratie nooit heeft weten te bereiken. Hitler en zijn bende mogen nihilisten zijn geweest, zijn miljoenen aanhangers (van wie velen niet nazi's waren) waren dat zeker niet allemaal.
Er waren slechts enkelen die dit doorzagen. De reeds genoemde Banning, predikant en SDAP'er, gaf al in 1932 - een jaar vóór Hitler aan de macht kwam - een voortreffelijke analyse van het nationaal-socialisme, waarin hij erkende dat Hitler een ‘betekenende aanhang onder arbeiders’ had.
Ook erkende hij de ‘geweldige zuigkracht’ die het nationaal-socialisme op de jeugd uitoefende. ‘Eenmaal spraken de leiders van de sociaal-democratie precies zo’, verzucht hij ergens.
Een ander die de verleiding van het fascisme doorzag, was Jacques de Kadt, toen nog partijloos socialist. In 1938 schreef hij zijn boek Het fascisme en de nieuwe vrijheid, waarin hij beschrijft ‘hoe, als protest tegen de maatschappelijke vervlakking en vervuiling, een eerlijk en idealistisch fascisme kon ontstaan’, dat daaraan ‘zijn buitengewone aantrekkings- en werkkracht dankt’.
Met andere woorden: het midden van de jaren dertig markeerde niet het einde van het idealisme. Het fascisme is ermee weggelopen, ja heeft het misbruikt ten bate van doelen die niets met idealisme te maken hebben, maar alleen met macht en moord. Banning in 1932: ‘Niet voor niets heeft Hitler de propaganda met grote leuzen en felle woorden van het socialisme overgenomen.’
In Nederland heeft het fascisme nooit die voet aan de grond gekregen die het in Duitsland en Italië had. De NSB haalde nooit 8 procent van de stemmen. De oorzaak daarvan moet waarschijnlijk gevonden worden in het feit dat het geen verloren oorlog achter zich had en in de greep die de kerken nog op de samenleving hadden. De zuilenmaatschappij - en Colijn als haar politieke exponent - heeft Nederland dus gered van een Nederlands fascisme.
Logischerwijs betekent dit dat, naarmate Nederland minder verzuild raakt - het ideaal van liberalen en sociaal-democraten - het kwetsbaarder wordt voor bewegingen als het historische fascisme, bewegingen die zich echter nooit met de naam fascisme zullen tooien. Misschien beweren zij - en geloven zij zelfs - links te zijn.
Bij wijze van toevoeging: In mijn artikel van 2 augustus vermeldde ik aan het eind dat een van de bezorgsters en inleidsters van de brieven van H.B. Wiardi Beckman aan zijn vriend M. van der Goes van Naters (waar dit artikel over ging) een dochter van Beckman was. Van bevriende zijde verneem ik nu dat de andere inleidster/bezorgster, Mireille Berman, een kleindochter van Van der Goes is.
NRC Handelsblad van 09-08-2007, pagina 7