Einde van het idealisme?
Wat we ook mogen denken over de politieke idealen van de sociaal-democratie, haar intellectuele gehalte is over 't algemeen hoger (geweest) dan dat van andere politieke stromingen. Of dit haar altijd electoraal tot voordeel heeft gestrekt, is een andere vraag. Maar ook voor de geïnteresseerde andersdenkende is het discours met - en ook binnen - de sociaal-democratie vaak interessanter dan dat met gelijkgezinden.
Een laatste voorbeeld van dat intellectuele gehalte was de onlangs te jong overleden Bart Tromp, wiens dood niet alleen een verlies betekende voor zijn partij, de PvdA. Hij was niet slechts een denker, maar wat de Duitsers noemen: een Vordenker. Het toeval wil dat zijn dood samenviel met de uitgave van brieven van een vooroorlogse, nóg jonger overleden voorganger: H.B. Wiardi Beckman. Beckman, in 1904 geboren, was de drijvende kracht achter de vernieuwing waartoe de SDAP, de voorgangster van de PvdA in de jaren '30, besloot. Zij schudde toen wat haar restte aan marxistische veren af en verzoende zich met de nationale gedachte. Van arbeiderspartij werd zij brede volkspartij, geschikt voor deelneming aan de regering. In 1939, vlak vóór de Tweede Wereldoorlog, zou dan ook voor 't eerst de SDAP tot de regering toetreden.
Die oorlog zou Beckman niet overleven. Bij een poging naar Engeland over te steken werd hij door de Duitsers opgepakt. Na een lange reis door concentratiekampen stierf hij, 41 jaar oud, vlak vóór de bevrijding. Was hij in leven gebleven, hij zou ongetwijfeld zijn stempel hebben gedrukt op het naoorlogse Nederland. Niet voor niets heeft de PvdA haar wetenschappelijk bureau naar hem genoemd: de Wiardi Beckman Stichting.
Deze stichting heeft nu, in samenwerking met uitgeverij Mets & Schilt, de brieven uitgegeven die Beckman in 1919 tot 1934 aan zijn boezemvriend, M. van der Goes van Naters, schreef. Deze, drie jaar ouder en onstuimiger van karakter dan Beckman, behoorde vóór de oorlog ook tot de vernieuwers in de SDAP. Na de oorlog werd hij de eerste fractieleider van de PvdA in de Tweede Kamer, maar hij zou weldra, juist als gevolg van zijn onstuimigheid, zijn politieke nek breken. Hij zou tot 2005 leven.
Mij hebben die brieven van de jonge Beckman - Van der Goes' aandeel in die correspondentie is blijkbaar niet bewaard gebleven - vooral geïnteresseerd als jongere tijdgenoot en - mag ik het zeggen? - min of meer standgenoot (min of meer, want Van der Goes was van adel en verontschuldigde zich daar, ondanks zijn socialisme, niet voor).
Beide families behoorden tot de Nijmeegse maatschappelijke elite: vader Van der Goes was advocaat, vader Beckman psychiater. Maar terwijl weinig blijkt van enige intellectuele invloed van de eerste, was die invloed die Beckman thuis - vooral van zijn moeder (uit de bekende Leidse professorenfamilie Kuenen) - onderging groot. Beide ouders sympathiseerden met de Engelse Fabians en de ideeën van Frederik van Eeden. Religieus-socialist zou je ze kunnen noemen.
Beckmans weg naar het socialisme was natuurlijker dan die van Van der Goes, maar de jongens vonden elkaar al in hun gymnasiumtijd, ondanks het leeftijdsverschil van drie jaar. Hun vriendschap had in het begin iets dweperigs. Zo schreef Beckman aan zijn vriend: ‘Je bent voor mij de verpersoonlijking van alles wat mooi is, ja je bent voor mij de verpersoonlijking van God...’ Beckman was toen zestien.
Zijn brieven waren altijd geadresseerd aan ‘Lieve (soms: liefste) Dup (of Dupje)’, zoals intimi Van der Goes blijkbaar noemden. De lezer krijgt daardoor de indruk dat het hier gaat om een homo-erotische relatie. Maar beiden zouden vroeg trouwen en kinderen krijgen, zonder dat dit de innigheid van hun vriendschap zou aantasten (al had Van der Goes wel de neiging te dicteren hoe de jongere Beckman zich als echtgenoot en vader moest gedragen).
Was zo'n innige vriendschap een uitzondering of behoorde zij tot het beeld van die jaren? In elk geval heb ik als jongere tijdgenoot nooit deel gehad aan die tijdgeest, al hoorde ik als jongetje wel in de jaren '20 praten over verenigingen als de Woodbrookers in Barchem of de theosofen in Ommen en was Henriette Roland Holst een (vaag) begrip voor mij. Van de Praktische Idealisten Associatie, waarvan beide jongens lid waren, had ik nooit gehoord.
Toch zou ik iets gemeen met hen krijgen. Ze gingen allebei in Leiden studeren, waar ze lid van het corps werden. Ik volgde hen respectievelijk zeventien en veertien jaar later. Welnu, ik kan verzekeren dat in mijn tijd, die niet zo heel veel later kwam, zo'n innige verstandhouding tussen twee mannelijke studenten ongekend was, en dat er geen actieve socialisten in het volslagen apolitieke en niet zo fijnbesnaarde corps van mijn tijd rondliepen.
Toch waren ze geen obscure leden van dat corps. Beckman zou in 1927 op verzoek van het collegium, samen met zijn clubvriend Leo Frank, een officiële geschiedenis van het corps schrijven. En Van der Goes zou op ouderwetse wijze zijn academische promotie vieren - zij het niet met een lunch in de ‘kroeg’, zoals de studentensociëteit toen blijkbaar nog genoemd werd (zes jaar later was die uitdrukking voor ons taboe).
Allemaal onbelangrijke zaken? Misschien wel, maar in zulke kleine verschuivingen - ook in taalgebruik - kunnen we de veranderingen bespeuren in wat, bij gebrek aan beter, de tijdgeest genoemd wordt. Ik denk dat ze de socioloog Norbert Elias zouden hebben geïnteresseerd. In elk geval maakte dit voor mij lezing van dit boek fascinerend.
Meer bevoegden dan ik zullen hun licht moeten laten schijnen over de politieke betekenis van dit boek, maar toch wil ik één vraag wagen: zou het kunnen zijn dat het midden van de jaren '30 het einde markeerde van een periode waarin het idealisme - al dan niet belichaamd in een religie, maar zeker, zoals in de SDAP, beleefd als religie - een dominante factor was?
Zo ja, dan zou het korte leven van Beckman - de idealist die de Nederlandse sociaal-democratie met haar voeten op de grond bracht - welhaast symbolisch genoemd kunnen worden - tot en met zijn tragische dood. Van der Goes' idealisme vond na de oorlog een uitlaatklep in de Europese beweging. Hij heeft lang genoeg geleefd om ook die een pragmatische onderneming te zien worden. Ook in zekere zin tragisch.
Rest mij te vermelden dat een dochter van Beckman, mevrouw Halbertsma-Wiardi Beckman, het boek, dat de titel draagt En die twee jongens waren wij, heeft helpen inleiden en bezorgen.
NRC Handelsblad van 02-08-2007, pagina 7