Wat niemand wil is toch mogelijk
Elke dag kijk ik, over de Schelde heen, naar het silhouet van Antwerpen. Niet echt, maar op een schilderij dat bij mij in de huiskamer hangt en dat ik, voor zover mij heugt, nooit niet gekend heb. Sommige bezoekers vragen of het een Turner is. Daar heeft het inderdaad iets van, maar het is van de Antwerpse schilder Richard Baseleer (1867-1951).
Het zal niet dáárom zijn dat de Antwerpse uitgever Manteau mij een exemplaar stuurde van het pas verschenen boek Waar België voor staat: een toekomstvisie. Het zal eerder zijn omdat ik in deze rubriek wel eens belangstelling heb getoond voor de toekomst van dit buurland, aan welks levensvatbaarheid als staat soms getwijfeld wordt.
Die belangstelling schijnt in Nederland vrij uitzonderlijk te zijn. Onlangs werd als bijzonderheid geregistreerd dat ik zelfs een Belgische krant lees. Dat doe ik omdat ik vind dat ik iets moet weten van wat er in dit buurland omgaat. Als Zwitserland ons buurland zou zijn, zou het mij ook niet onverschillig zijn wat de toekomst van dat land zou zijn. Noem het, voor mijn part, micro-geopolitieke belangstelling.
Dit boek nu dat op mijn schrijftafel terechtkwam, is een bundel beschouwingen van een twintigtal Vlaamse intellectuelen over de toekomst van hun land - nee, niet Vlaanderen, maar België, welks voortbestaan, in enigerlei vorm, zij willen en vooronderstellen. Nederland is afwezig in hun beschouwingen. Dat is opmerkelijk, maar tevens een stilzwijgend bewijs van Vlaanderens emancipatie.
Het is niet gemakkelijk van zo'n verzameling aparte bijdragen een bespreking te geven - te minder omdat ze elkaar soms tegenspreken. Zo zegt het Voorwoord dat de ‘communautaire spanningen de afgelopen jaren alleen maar toegenomen’ zijn, terwijl de Epiloog het tegenovergestelde beweert: ‘Anders dan velen denken, zijn de communautaire spanningen vandaag kleiner dan twintig jaar geleden.’
De titel van die Epiloog luidt: ‘We blijven buren in België tot het einde der tijden’. Dat is zo, maar tussen buren kunnen zich toch ook wel spanningen voordoen? Tussen Nederland en België zijn die er ook. Die kwamen zelfs op de Brusselse top van eind juni tot een uitbarsting - niet onopgemerkt gebleven door president Sarkozy, die dit in zijn persconferentie de moeite waard vond te vermelden.
Over de directe toekomst van België zijn de bijdragers aan die bundel het dus onderling niet helemaal eens, wat niet zal bijdragen tot verlichting van de Walen, voor wie het boek, blijkens het Voorwoord, vooral bedoeld is. Als signaal: ‘kijk, ze bestaan - Vlaamse intellectuelen die bekommerd zijn om de toekomst van het land’ en ‘proberen zonder vooroordelen het debat aan te gaan’.
Een nobel doel, maar zal het bereikt worden? De historica Sophie De Schaepdrijver, niet onbekend in Nederland, heeft het over de ‘Nederlandsonkundigheid van de grote meerderheid francofonen in dit land’. Als kijker naar het Vlaamse Canvas (beter dan menige Nederlandse zender, maar dat kan makkelijk) valt het mij op dat een Waalse politicus als Didier Reynders, demissionair minister van Financiën, het Nederlands al aardig onder de knie heeft. Zelfs zijn tegenspeler Elio di Rupio doet zijn best. Nu prinses Mathilde, toekomstige koningin, nog.
Zo komen we op Wallonië, dat het eigenlijke probleem van België vormt - en niet Vlaanderen. Een ‘nieuwe ronde van de staatshervorming’ lijkt na de verkiezingen van juni onvermijdelijk, maar ‘de verlammende Waalse angst voor het einde van België’, ‘hun staatkundig immobilisme’, staat die in de weg.
Weliswaar is ‘een definitieve splitsing van het land simpelweg niet aan de orde’, omdat een ‘overdonderende meerderheid van de Belgen’ ertegen is - ook het ‘maatschappelijk draagvlak voor een onafhankelijk Vlaanderen is gering’ -, maar Wallonië is, anders dan Vlaanderen, ‘te zwak om als een autonome of quasi-autonome staat door het leven te gaan’. Het is daarom als de dood voor een nieuwe staatshervorming, die het grotere autonomie zou opdringen.
Zo zou, dit is althans de conclusie van een buitenstaander, de splitsing van België toch kunnen ontstaan, zonder dat beide partijen die willen (want ook de beweging die wil dat Wallonië deel van Frankrijk wordt - het zogenaamde ‘rattachisme’ - kan bij verkiezingen op ‘niet meer dan een paar procenten’ rekenen). Zo'n door niemand gewilde ontwikkeling zou geen novum in de geschiedenis zijn. Het maakt juist haar tragiek uit - al klinkt het misschien vreemd dit woord op België toe te passen.
Zou het koningshuis deze ontwikkeling kunnen tegengaan? Er wordt wel gezegd dat dit het enige is wat de Belgen nog bindt. Maar ook hier is een kentering bespeurbaar. In 1950 was een meerderheid der Vlamingen voor de koning, een meerderheid der Walen tegen. Nu is het omgekeerd en zien de Walen in de koning juist een waarborg voor het behoud van België, lees: tegen hun autonomie. Dit drijft het koningshuis vanzelf - dus alweer: los van zijn eigenlijke wil - de francofone kant op.
Overigens wordt Albert II ‘de beste koning die België ooit gehad heeft’ genoemd, omdat hij, anders dan zijn voorganger Boudewijn (en zijn opvolger Filip?), ‘niet de minste politieke ambitie kent’. Ambitie misschien niet, maar invloed wel. En daar maakt hij ook zo nu en dan gebruik van, bijvoorbeeld in de zaak-Dutroux en, twee jaar later, in pogingen de grootste Belgische bank te behoeden voor overname door ABN Amro.
Over Vlaamse solidariteit met Nederland, het is al gezegd, zwijgt het boek. Terecht. In de eerste plaats zou een verklaring of pleidooi van die strekking op de Walen, voor wie dit boek bestemd is, als een rode lap op de stier hebben gewerkt. In de tweede plaats bestaat zo'n solidariteit niet, noch aan Nederlandse noch aan Vlaamse kant.
Het is mede daarom verstandig dat het kabinet-Balkenende afwijzend staat tegenover suggesties om de politieke samenwerking tussen de Beneluxlanden in een verdrag of een ‘politieke bijlage’ bij het verdrag over de economische samenwerking (welks verlenging wél gewenst wordt) vast te leggen.
Solidariteit - met Vlaanderen, België of welke andere staatkundige eenheid ook - kan niet per verdrag vastgelegd worden. Daarbij is de vraag irrelevant of de botsing tussen Balkenende en Verhofstadt - beiden Nederlandstaligen - op de Brusselse top en de smalende opmerkingen over Balkenende van de eveneens Nederlandstalige bewindslieden De Gucht (nog wel minister van Buitenlandse Zaken!) en Freya van den Bossche bijgedragen hebben tot dit geringe animo aan Nederlandse kant.
NRC Handelsblad van 12-07-2007, pagina 7