Operatie geslaagd, toestand labiel
Wanneer de Tweede-Kamerfractie van de VVD met een staatsrechtelijk probleem zit, gaat zij te rade bij Bas van der Vlies, de fractievoorzitter van de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP), want die geldt als een kenner van het staatsrecht. Zo vertelde onlangs een van de liberale voormannen. Hij moet om zijn eerlijkheid geprezen worden, maar tegelijkertijd is het voor iemand die zich een erfgenaam van Thorbecke noemt, een beschamend getuigenis van eigen onvermogen.
Overigens is dit onvermogen niet beperkt tot de liberale fractie. Het is algemeen in de Tweede Kamer, waar de kleine christelijke partijen zowat de enige zijn die waarde hechten aan (kennis van) het staatsrecht en om die reden door de Kamer gerespecteerd worden. Maar dat wil niet zeggen dat de SGP en haar zusterpartij, de ChristenUnie, het op dit gebied altijd met elkaar eens zijn.
Dat is gebleken in het debat op 28/29 juni dat heeft geleid tot de val van het kabinet-Balkenende II. De SGP stemde tegen de motie-Halsema, die het beleid van minister Verdonk inzake Ayaan Hirsi Ali's nationaliteit afkeurde, de CU (bij monde van haar fractievoorzitter, André Rouvoet) vóór. Gezien de staatsrechtelijke deskundigheid van beide partijen, is het interessant beider redeneringen kort weer te geven.
Daartoe kunnen we niet beter doen dan te citeren uit de samenvattingen die Rouvoet en Van der Vlies zelf van hun interventies in het Kamerdebat hebben gegeven in de pers. Rouvoet zegt in het Nederlands Dagblad van 30 juni:
‘Voor ons stond in het debat één vraag centraal: hebben wij nu het vertrouwen in minister Verdonk gekregen dat wij (in het debat van) zes weken geleden niet hadden? Anders gezegd: hebben wij de overtuiging dat zij zorgvuldig heeft gehandeld? Daarvan was ons aan het eind van het debat op geen enkele manier gebleken. Integendeel, de minister beweerde iets anders dan ze half mei deed. Eerst zei ze: ik heb alles uitgezocht en kon niet anders. Nu verklaarde ze het Somalisch naamrecht van toepassing.
En dan de verklaring van Ayaan Hirsi Ali, waarbij de ontboezeming van Balkenende kwam dat Verdonk met die verklaring moest kunnen leven. Het heeft er alles van weg dat er een politieke deal is gesloten. Dat hoor je niet te doen als minister, maar van die verantwoordelijkheid liep Verdonk weg. Hadden we dus nog vertrouwen in deze minister? De vraag stellen is haar beantwoorden.’
Ook Van der Vlies vond in het Kamerdebat dat ‘alles wel erg overhaast en dus niet zorgvuldig genoeg was geschied’. Ook hij sprak van ‘de sfeer van een politieke deal in plaats van, zoals het zou behoren, een beslissend feitenonderzoek, [...] Het geheel overziend: moreel beschadigend, beschamend.’
Maar (en hier citeer ik wat Van der Vlies in het ND zegt) ‘er valt niet te ontkomen aan de schijn van selectieve verontwaardiging. Want over andere asielzoekers die logen over hun naam, wordt niet dagenlang gedebatteerd. Een politieke deal is niet uit te sluiten. Maar dat wordt door betrokkenen (Verdonk en Balkenende) ontkend. En dan moet je het doen met hun woorden.’
Maar: ‘Wat voor ons de doorslag gaf bij de stemming was de vraag: moeten wij mevrouw Verdonk als enige zondebok de woestijn insturen? [...] Op de achtergrond speelde nog een andere overweging om tegen de motie te stemmen mee. Dat was de vraag tot welke gevolgen een stem voor de motie zou kunnen leiden.’
Ik moet bekennen dat deze laatste, niet zeer principiële, vraag ook bij mij de doorslag heeft gegeven. Inhoudelijk was ik het eens met Rouvoets betoog, maar daar stond de overweging tegenover dat het kabinet over minder dan één jaar toch al gewogen zou worden (en misschien te licht bevonden), want in mei 2007 zouden er verkiezingen zijn.
Daarbij kwam voor mij dat het kabinet op de goede weg was. Dat gaf zelfs Wouter Bos in het debat van vorige week toe, en een andere vooraanstaande PvdA'er Jouke de Vries, hoogleraar bestuurskunde (en in 2002 kandidaat voor het politieke leiderschap van de partij), zegt in Vrij Nederland van 8 juli: ‘Wat je ook van Balkenende vindt, zijn ministersploeg heeft wel veel voor elkaar gekregen. Er zijn grote maatschappelijke hervormingen in gang gezet.’
Alles pleitte er dus voor Balkenende II zijn karwei te laten afmaken en niet, door een crisis vlak vóór het einde van de rit, ernstig uitstel, zo niet afstel, te riskeren. Intussen zijn de tien maanden vóór de verkiezingen nog ingekrompen tot vier, want we gaan nu op 22 november naar de stembus. Dat de oppositie er in het debat van 7 juli in feite ook zo over dacht, blijkt wel uit het feit dat zij geen tweede termijn nodig vond.
Toegegeven: het is geen redenering om erg trots op te zijn, maar politiek is niet alleen een kwestie van beginselen, maar ook de kunst van het mogelijke. Intussen mag de operatie misschien geslaagd zijn, maar is het niet zeker of de patiënt zal overleven. Daarbij denk ik niet zozeer aan de onzekere steun van kleine partijen waarvan Balkenende III afhankelijk zal zijn, als wel aan het feit dat een van de twee bestanddelen van dit kabinet, de VVD, zich in een ernstige crisis bevindt.
Als iemand als Van Aartsen, tot 8 mei jl. fractievoorzitter, zo uitvaart tegen een minister-partijgenoot als hij in deze krant van 27 juni tegen Verdonk heeft gedaan, tegelijkertijd minister-partijgenoot Zalm een veeg uit de pan gevend, dan valt het niet te ontkennen dat die crisis bestaat, te minder wanneer we weten dat wat Van Aartsen hardop zei gedeeld wordt door de meerderheid van de fractie en van de partijtop.
Verdonk mag dan niet lijsttrekker zijn geworden, maar niettemin houdt zij de partij in gijzeling, want zij is de populairste politicus in het land. De VVD kan het zich dus niet veroorloven haar aan de kant te schuiven. En als zij op 22 november meer (voorkeurs)stemmen dan Rutte zou halen, dan zijn de rapen helemaal gaar.
Je hoeft niet liberaal te zijn of zelfs niet van plan te zijn op de VVD te stemmen om het zorgelijk te vinden dat een belangrijke pijler van het politieke bestel zo wankel is geworden. Wanneer een pijler wankelt, is het hele bouwwerk labiel.
NRC Handelsblad van 13-07-2006, pagina 7