Staatsbezoeken en hun rendement
Staatsbezoeken zijn voor staatshoofden een ideale gelegenheid om, in de toespraken die zij dan geacht worden te houden, hun boodschap kwijt te kunnen - als ze die tenminste hebben. De moeder van ons tegenwoordige staatshoofd, koningin Juliana, had die zeker. Zij was een bevlogen vrouw. Maar haar boodschappen brachten haar daardoor meermalen in conflict, niet met het land dat zij bezocht, maar met haar eigen kabinet.
Vermaard is de aanvaring gebleven die zij in 1952 met het - overigens verdeelde - kabinet-Drees had over de tekst van de redevoering die zij voor het Amerikaanse Congres zou houden. Minister van Buitenlandse Zaken Stikker dreigde niet met haar mee te gaan, omdat hij niet ‘in deze maelstroom van hoogdravende onzin mede betrokken’ wenste te worden.
Harerzijds dreigde Juliana, als ze haar zin niet kreeg, niet te gaan of niet te spreken of te gaan improviseren, wat misschien nog veel erger zou zijn. Kortom een constitutionele crisis in optima forma. Ten slotte besloot het kabinet toe te geven. De crisis zou een internationale zijn geworden als Juliana haar dreigementen had waargemaakt. Zij hield dus haar redevoeringen grotendeels zoals zij die zelf had geschreven.
En de door de ministers Stikker en Drees gevreesde effecten van die redevoeringen in Amerika? Die bepaalden zich op z'n hoogst tot een verbaasd wenkbrauwoptrekken van een ambtenaar van het State Department die de taak had de tekst van die redevoeringen ook te lezen. De meeste toehoorders luisterden niet zo kritisch. Gezegd kan dus worden dat de tekst van die redevoeringen helemaal geen effect had - noch op de Amerikaanse regering noch op de Amerikaanse publieke opinie.
Koningin Beatrix staat meer met beide benen op de grond dan haar moeder, maar ook zij heeft haar - minder ‘hoogdravende’ - boodschappen die zij kwijt wil. Daarbij zal zij er wel voor zorgen niet met haar kabinet in conflict te komen. Dat behoort tot haar meer realistische karakter. De vraag blijft echter: hebben de boodschappen die zij in haar redevoeringen tracht over te brengen, wél effect?
Die vraag mag opnieuw gesteld worden na het staatsbezoek dat koningin Beatrix vorige week aan België bracht. De boodschap die zij daar vooral bracht, was die van Europa. Daarin toonde zij een groter ongeduld dan waarvan minister-president Balkenende en minister Bot blijk geven - maar blijkbaar in bewoordingen waaraan beide bewindslieden geen aanstoot namen.
Maar heeft die boodschap ook enig effect? In België sprak zij enigszins tot een publiek dat reeds bekeerd was. Minister-president Verhofstadt althans is een van de weinigen die nog geloven in een Europa dat ook politiek met één stem spreekt. Zijn minister van Buitenlandse Zaken denkt daar iets nuchterder over. Dus ook België is verdeeld wat de urgentie van eenwording betreft.
De proef op de som is daar niet genomen, want anders dan in Nederland is er geen referendum over de Europese ‘grondwet’ gehouden. Uit het referendum in Nederland bleek dat hier bij een flinke meerderheid een grote mate van euroscepsis heerst. Zou die nu door dekoninklijke boodschap enigszins zijn aangetast?
Eerste vereiste zou dan zijn dat die boodschap tot het Nederlandse publiek is doorgedrongen. Te oordelen naar de weinige publiciteit die het staatsbezoek aan België in de Nederlandse - overigens ook in de Belgische - media heeft gekregen, is het gerechtvaardigd enige twijfel te koesteren omtrent het effect dat ook Beatrix' redevoeringen hebben.
Aan haar ijver en toewijding zal het niet liggen. Zij bereidt haar bezoeken - in binnen- of buitenland - altijd grondig voor, en haar deskundigheid dwingt ieders bewondering af. De vraag is alleen: welk rendement leveren die ijver en toewijding op, wanneer ze zo weinig publiciteit krijgen? En ronduit gezegd: veel nieuws - enig criterium voor serieuze publiciteit - bevatten ze niet, ja kunnen ze, gezien de constitutionele positie van het staatshoofd, niet bevatten.
Toch wordt er hoog opgegeven van het nut van zulke staatsbezoeken. Ze geven, zo wordt gezegd, gelegenheid tot vertrouwelijke gesprekken tussen de vorstelijke personages en tussen dezen en de politici. Waar dan? Op de officiële diners? Daar is de plaats van degenen die aanzitten protocollair bepaald, wat niet altijd overeenkomt met het politieke belang van de desbetreffenden. Andere ontmoetingen zijn meestal te kort van duur voor ander dan vluchtig overleg. Bovendien: de koninklijke families van België en Nederland zien elkaar sowieso heel vaak, zo wordt gezegd. Als dat zo is, dan hebben ze al ruimschoots gelegenheid met elkaar van gedachten te wisselen - zonder de dwang van het protocollair korset en buiten het licht van de publiciteit. En wat de bewindslieden en andere politici betreft: die ontmoeten elkaar elk ogenblik op talloze Europese en andere internationale evenementen die er zijn. Dáárvoor is een staatsbezoek niet nodig.
Het zou dan ook een wonder mogen heten indien het staatsbezoek enige invloed zou hebben op de verschillen tussen Nederland en België, die er altijd zijn geweest, maar de laatste jaren eerder groter lijken te zijn geworden - met als meest spectaculaire voorbeeld het radicale verschil in keuze tijdens de oorlog in Irak in 2003.
Of het Belgische beleid meer door Nederlands- dan door Franstaligen wordt bepaald, maakt weinig uit. Ook voor de Vlaming Verhofstadt, wiens geboorteplaats niet ver ligt van die van zijn Nederlandse collega, geldt, in zijn huidige functie, dat, zolang de Belgische staat bestaat, het nationale belang vergt dat meer rekening wordt gehouden met de wensen en inzichten van de grote zuiderbuur dan met die van Nederland.
P.S. De lezer zal het misschien niet ontgaan zijn dat bij de evaluatie van staatsbezoeken de vraag naar het financiële rendement ervan niet ter sprake is gebracht. Dit aspect is weliswaar niet onbelangrijk, maar hier van secundaire orde - en trouwens moeilijk te berekenen. Een Belg zal zich er misschien over verbazen dit oordeel uit Ollandse mond te vernemen.
NRC Handelsblad van 29-06-2006, pagina 9