Verzaking van het kennisideaal
‘Somberheid troef’ - zo luidde de kop boven mijn vorige artikel, en laat mij nu kort daarna een artikel onder ogen komen dat de titel draagt ‘Een sombere middag’. Het verscheen in Amphora, het orgaan van de Vereniging van vrienden van het gymnasium, en doet verslag van een bijeenkomst naar aanleiding van Leo Pricks boek Drammen, dreigen, draaien, een vernietigende kritiek van ruim dertig jaar onderwijsbeleid.
Was het onderwerp van mijn artikel van vorige week een vastgelopen Europa, de somberheid van het artikel in Amphora betrof ons vastgelopen onderwijs. Het een is misschien een symptoom van het ander. In elk geval is het, ook op zichzelf, belangrijk genoeg. Laat ik daarom vandaag uitvoerig citeren uit dit verslag, dat ik evenwel zoveel mogelijk gezuiverd heb van passages waaruit de sym- en antipathieën van de verslaggever blijken.
‘Vrijdag 10 maart vond in 'De Rode Hoed’ in Amsterdam (dat zeg ik er maar bij, want de verslaggever gaat ervan uit dat iedereen weet waar ‘De Rode Hoed’ is) in ‘een volle zaal’ - vol met docenten, zo las ik in het verslag dat Marc Chavannes op 25 maart in onze krant van dezelfde bijeenkomst deed - de presentatie plaats van Leo Pricks boek.
‘Op het podium zaten de nodige bekende namen uit de politiek en de wetenschap. Acht in totaal. De politici, Ursie Lambrechts (D66), Wim van de Camp (CDA) en Mariëtte Hamer (PvdA), hadden het niet gemakkelijk. Uit de zaal werden ze genadeloos onder vuur genomen, en ze hadden weinig weerwerk. Ze werden nogal eens onderbroken in hun pogingen om te verdedigen wat volgens de zaal niet te verdedigen viel.
Vooral Hamer moest het ontgelden. Zoals eerder in het programma “Buitenhof”, was ze weerloos tegenover de kritiek.’ (Die uitzending heb ik toevallig gezien, en inderdaad was ze daarin buitengewoon zwak.) ‘Ze werd in haar verweer onderbroken met afkeurend geroep en zelfs gejoel.
Ook de reacties op de beide andere Kamerleden waren uiterst negatief. Basisvorming, Tweede Fase, Studiehuis, het mislukken van de integratie, de uitvoering van Weer Samen Naar School (WSNS), de daling van het cognitief niveau, de vakkenintegratie, de massaliteit van de scholengemeenschappen en nog meer werden onverbiddelijk verworpen. Tegenover de pogingen van de Kamerleden om hun beleid van de voorbije jaren goed te praten, hadden de overige forumleden gemakkelijk scoren.
Komisch was de poging van Marc Chavannes om Wallage (staatssecretaris voor Onderwijs van 1989 tot 1993) de hand boven het hoofd te houden. Hij was bij hem op bezoek geweest en had ontdekt dat Wallage nog steeds van mening was dat alles wat hij had trachten door te voeren volstrekt verantwoord en juist was geweest. Dat het allemaal toch mis was gegaan, kwam door de tegenwerking van de mensen voor de klas.’
Hier onderbreek ik even: in het verslag in deze krant van 25 maart dat Chavannes doet van zijn gesprek met Wallage, blijkt allesbehalve dat hij hem de hand boven het hoofd houdt. Hij doet niet anders dan diens verdediging van eigen beleid weer te geven. Ik kan me niet voorstellen dat Chavannes in ‘De Rode Hoed’ anders heeft gedaan. Maar in een emotionele sfeer, waaraan de verslaggever van Amphora zich niet geheel heeft weten te onttrekken, wordt de boodschapper wel vaker voor de dader aangezien.
Ik ga door met het verslag in Amphora: ‘Hoewel sommigen opmerkten dat, naast de PvdA, ook de meeste andere politieke partijen schuld droegen aan het wanbeleid, bleven de meeste toehoorders de PvdA als hoofdschuldige zien. Dat was jammer en ook niet helemaal eerlijk, omdat ook de onderwijsvakbonden niet vrijuit gingen. De passiviteit van de leden der bonden’ - van wie er, naar aangenomen mag worden, menigeen in de zaal zat - ‘is zeker medeverantwoordelijk geweest voor het beleid.
Behalve de drie politici was bijna iedereen in de fora en in de zaal overtuigd van de desolate situatie en de volstrekte onmacht van de huidige minister van Onderwijs om verbeteringen aan te brengen. Helaas, noch uit de zaal noch uit de fora kwam enig werkbaar en concreet voorstel om uit de impasse te geraken. Van hoopvolle perspectieven was geen sprake. Het weer van die middag was uitzichtloos grauw en somber, de sfeer in “De Rode Hoed” was zo mogelijk nog somberder.’
Die conclusie is ongetwijfeld juist, al moeten we er rekening mee houden dat dit verslag stond in een tijdschrift dat opkomt voor de bestaansreden en de belangen van het gymnasium, een instelling die zich nooit heeft mogen verheugen in de sympathie van de onderwijsvernieuwers, volgens wie het de taak van het onderwijs is de leerlingen eerder vaardigheden dan kennis bij te brengen.
Huizinga, Nederlands bekendste cultuurpessimist, zou van ‘verzaking van het kennisideaal’ gesproken hebben. Hieraan wijdde hij een heel hoofdstuk van zijn In de schaduwen van morgen, een boek dat indertijd (tweede helft der jaren '30) grote opgang maakte.
‘De cultuur die heden de toon wil aangeven, ziet niet alleen af van de rede, maar van het intelligibele zelf, en dit ten gunste van het beneden-redelijke, van de driften en instincten. Zij opteert (...) voor het ‘bestaan’, voor ‘bloed en bodem’ in plaats van voor ‘kennen 'en “geest”.’ Van dat laatste kunnen de onderwijsvernieuwers niet beschuldigd worden.
Dan eerder van het - bewust of onbewust - ondergaan van de invloed van het historisch materialisme, waarvan, volgens Huizinga, 'de antinoëtische strekking integraal onderdeel is (hij gebruikt antinoëtisch - komt van het Griekse noèsis = het denken - liever dan anti-intellectueel, omdat het te doen is om een algemeen begrip, ‘dat zich verzet tegen het beginsel van kennen’).
Maar er is hoop. In Duitsland is, zo lees ik in de Frankfurter Allgemeine van 21 april, het aantal leerlingen dat Grieks leert met 7 procent gestegen en het aantal dat Latijn leert met 9. Er is dus nog dorst naar kennis om de kennis. Een moeilijkheid echter is dat er een lerarentekort dreigt. Dat heeft de onderwijsvernieuwing wél bereikt.
NRC Handelsblad van 27-04-2006, pagina 9