Te midden van de woedende golven
Een voordeel van een rubriek als deze, die slechts één keer per week verschijnt, is dat de schrijver niet altijd heet van de naald hoeft te reageren op de gebeurtenissen van de dag. Hij kan afstand nemen. Hij kan er rustig over nadenken. Hij kan kennisnemen van andere analyses, soms geschreven door deskundigeren dan hijzelf is.
Neem nu de verkiezingen van negen dagen geleden. Eén ding staat vast: gemeenteraadsverkiezingen hebben tegenwoordig meer landelijke betekenis dan ze vroeger hadden. Dat bleek al in 2002, toen Pim Fortuyn de landelijke kopstukken van PvdA en VVD, Melkert en Dijkstal, van de kaart veegde.
Deze keer was het minder dramatisch, maar niettemin zag Van Aartsen in de uitslag toch een reden om weg te gaan als leider van de liberale fractie in de Tweede Kamer - zijn partij in nog grotere verwarring achterlatend dan waarin zij zich al bevond. En toch was het verlies van de VVD minder groot dan dat van het CDA. Verhagen bleef zitten.
Volgt hij daarmee het devies ‘Rustig te midden van woedende golven’, waaronder Colijn in de vooroorlogse crisisjaren zijn electorale successen behaalde? In 1937, na vier jaren van hard bewind, steeg zijn partij van 13,4 naar 16,4 procent van de uitgebrachte stemmen, terwijl de oppositionele sociaal-democraten nauwelijks winst boekten.
Het is waar: Colijns liberale coalitiegenoten werden toen vrijwel gehalveerd. Hun percentage kelderde van 7,0 naar 3,9. Maar dat onderstreept te meer de aantrekkingskracht die de persoon Colijn ook op anderen - in 't bijzonder liberalen - uitoefende. Balkenende heeft de statuur of het charisma van zijn, evenals hij gereformeerde, voorganger niet - althans nog niet.
Maar daarmee houdt de vergelijking met de toestand van bijna zeventig jaar geleden ook op. Het politieke landschap is intussen drastisch veranderd. Bovendien waren de woedende golven van toen - massale werkloosheid en nauwelijks een sociaal vangnet - heel wat heviger dan die van nu. Maar het komt niet op de objectieve feiten aan, maar op de subjectieve beleving van de omstandigheden waarmee de mensen hier en nu geconfronteerd zijn.
En dan is het onweersprekelijk dat uit de uitslag van 7 maart verontrusting blijkt over het huidige regeringsbeleid of, zoals de Frankfurter Allgemeine, ook met een zekere afstand, schrijft: ‘Verzet wordt daar wakker waar het beleid van de regering niet meer bedriegelijke rust honoreert, maar prestaties verlangt die menigeen ongemakkelijk vindt op te brengen.’
Met andere woorden: de hervorming van de verzorgingsstaat, die het kabinet-Balkenende aan het ondernemen is, vergt offers en maakt voor velen het leven riskanter. Het ‘zoet’ dat Balkenende in het vooruitzicht stelt na het ‘zuur’ van de hervorming, is nog nauwelijks merkbaar. Geen wonder dan dat de mensen hervormingen vrezen, dus in wezen conservatief reageren.
Was de winst die links - voornamelijk PvdA en SP - boekte, dan eigenlijk wel links? Hans Goslinga, de politieke commentator van Trouw, spreekt over ‘de behoudende sociaal-democraten’, en H.J. Schoo zegt in de Volkskrant hetzelfde: ‘Het is op z'n minst ironisch dat de vaandeldragers van het nieuwe conservatieve gemoed nu de linkse partijen zijn.’
Daarmee heeft ook Wouter Bos rekening te houden, mocht volgend jaar zijn winst bij de landelijke verkiezingen even groot zijn als zij nu was. Die winst kan hij, na vier (of minder) jaar premierschap, even gemakkelijk weer kwijtraken. Dat bleek wel in 2002, toen de LPF haar plotseling in grootte voorbijstreefde. Zo'n risico loopt hij zeker als hij het door Balkenende ingezette hervormingsbeleid wil voortzetten, en die erkenning zit eigenlijk al ingesloten in de titel van zijn boek Dit land kan zoveel beter. Dat kan gemakkelijk uitgelegd worden als: dit land is, met Balkenende aan het roer, al op de goede weg, maar het kan zoveel beter. Immers beter is de vergrotende trap van goed. En in feite geeft zijn boek geen alternatieven voor Balkenendes beleid.
Het ziet er dus naar uit dat, tenzij in de veertien maanden die ons nog scheiden van de Tweede-Kamerverkiezingen van 2007, het door Balkenende beloofde ‘zoet’ ruimschoots binnen komt vloeien en CDA en VVD hun verliezen van dit jaar weer goed kunnen maken (D66 telt nauwelijks meer mee), de politieke golven in dit land zullen blijven woeden.
Te midden van dit gewoel is de behoefte aan rust inderdaad groot. Ook de schrijver van deze rubriek, die drie jaar geleden een bloemlezing van zijn artikelen de aan Pascal ontleende titel gaf: Heel ons fundament kraakt, ontkomt niet aan die behoefte. In tijden van onzekerheid zoekt de onzekere steun bij hen die zekerheid hebben of althans uitstralen.
Van de grote partijen bieden PvdA en VVD niet die zekerheid. Balkenende bleek dat even te doen, maar zijn ‘normen en waarden’ bleken toch te zeer op algemeenheden uit te lopen (vermoedelijk om iedereen - ook in eigen partij - te vriend te houden) dan dat zij veel houvast boden. Daarom heeft schrijver dezes deze keer op de ChristenUnie gestemd.
Ja, ik weet het: die partij gaat uit van een geloof dat ik niet deel of laat ik zeggen: niet deelachtig ben, maar zolang zij mijn vrijheid niet dreigt te beknotten, vind ik dat geen bezwaar. Daarbij komt dat die partij, die weet dat zij nooit tot de groten zal behoren, het daarom in de kwaliteit zoekt, en de kwaliteit van haar bijdragen, vooral op staatsrechtelijk gebied (voor andere politici meestal terra incognita), wordt door niemand ontkend. Dat moet gehonoreerd worden. Daarom gaf het mij voldoening dat de ChristenUnie, mede dankzij mijn stem, de ‘verborgen winnaar’ van 7 maart was, zoals Raymond van den Boogaard het twee dagen later in deze krant uitdrukte.
NRC Handelsblad van 16-03-2006, pagina 9