Op de proef gesteld
Op twee bolwerken van de Verlichting wordt dezer dagen een stormloop ondernomen: de democratie en de secularisatie. Het geloof dat de mens, eenmaal vrij geworden, altijd de juiste keuzes zal doen en dat religie een puur persoonlijke, dus geen politieke aangelegenheid is, zo zij niet op den duur zal uitsterven - deze premisses van de moderne samenleving staan onder grote druk.
Die druk komt niet zozeer van binnen alswel van buiten, voornamelijk uit de islamitische wereld, die zich steeds sterker verzet tegen pogingen uit het Westen om haar zijn normen op te leggen. Waar er, al dan niet onder westerse druk, min of meer vrije verkiezingen zijn gehouden, traden bijna altijd fundamentalisten als overwinnaars uit het strijdperk: Algerije, Iran, Egypte en, nu laatstelijk, Palestina.
Wat de laatste verkiezingen betreft: iemand hoefde geen groot kenner van het Midden-Oosten te zijn om te kunnen voorspellen dat Hamas, opgericht door een (inmiddels geliquideerde) sjeik en geleid door leden van de Moslimbroederschap, zou winnen van de corrupte Fatah, die trouwens haar in Arabische ogen charismatische leider Yasser Arafat kwijt was.
Des te ontstellender was daarom de reactie van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Condoleezza Rice, op die overwinning van Hamas. Zij vroeg zich af waarom niemand dit had zien aankomen. Het zoveelste bewijs dat de Amerikaanse inlichtingendiensten, die jaarlijks miljarden verslinden, zelf slecht ingelicht zijn of - erger nog - rapporteren wat het Witte Huis graag wil horen?
Hoe dit ook zij - de vooral door Amerika aan het Midden-Oosten opgedrongen democratie levert, zacht gezegd, niet altijd resultaten op die Amerika goed uitkomen. De vooronderstelling van de neoconservatieven blijkt opnieuw op drijfzand te zijn gebouwd. En toch blijft president Bush er zich, blijkens zijn rede voor het Congres van vorige week, aan vastklampen.
Als product van een cultuur waarin, anders dan in Europa, bloeiende democratie en bloeiende religie goed blijken te kunnen samengaan, kan Bush zich misschien ook niet anders voorstellen dan dat dit ook in de rest van de wereld mogelijk moet zijn. Amerika's rol in de wereld is steeds, niet pas sinds Bush, sterk geïnspireerd geweest door zendingsbewustzijn.
Dat Washington de Deense karikaturen die zo'n leveé en masse in de moslimwereld hebben veroorzaakt, ‘beledigend’ en ‘niet aanvaardbaar’ heeft genoemd, is dus niet uitsluitend een kwestie van politieke berekening. In een land waar iedere politicus zijn geloof in het Opperwezen belijdt, is er begrip voor verontwaardiging over godslastering.
Trouwens, ook in de Verlichting, die democratie en secularisatie heeft voortgebracht, bestond dit begrip. Voltaire verzocht eens zijn vrienden zich te onthouden van godslasterlijke taal in het bijzijn van zijn bedienden. Die waren namelijk nog gelovig en zouden, als ze hun geloof zouden kwijtraken, er misschien met zijn tafelzilver vandoor gaan.
In Europa zijn de reacties verdeeld. Op het ‘wij zijn allemaal Denen’ dat in de Tweede Kamer weerklonk, is nog geen Europese echo gehoord. Waar is de Europese solidariteit? Zelfs de andere Scandinavische regeringen staan niet alle vierkant achter de Denen. Soms zijn er verschillen binnen één regering te horen. Premier Balkenende benadrukte het noodzakelijke evenwicht tussen vrijheid en meningsuiting en verantwoordelijkheidsbesef, en staatssecretaris Nicolaï zei maandag in de krant dat ‘de politiek maar één signaal moet afgeven: dat er aan de vrijheidsuiting niet getornd mag worden’. Er valt licht tussen beide uitspraken.
Maar of dit laatste standpunt altijd ongerept gehandhaafd zal worden? Franse warenhuizen verkondigen al openlijk dat er geen Deense producten worden verkocht. Tja, die willen hun allochtone klandizie niet verliezen. Zal straks, op groter schaal, Europa's afhankelijkheid van olie uit het Midden-Oosten eveneens leiden tot subtiele druk de gevoeligheden van de minderheden die de islam zijn toegedaan, te ontzien?
In elk geval mogen we verwachten dat de strijd binnen het liberale Europese bolwerk intensiever zal worden. Die strijd was al lang gaande, getuige de aanslagen in Madrid en Londen. Ook in eigen land: getuige de moord op Theo van Gogh, die met zijn in moslimogen godslasterlijke film de Deense karikaturisten zelfs voorgegaan was. Het zou eigenlijk verbazen als de zorg om de interne veiligheid niet zou leiden tot enigerlei - nee, niet censuur, maar zelfcensuur. Er is een precedent. In 1987 deed de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, H. van den Broek, een dringend beroep op het nieuwsprogramma Achter het Nieuws een sketch van Rudi Carrell, waarin de ayatollah Khomeiny belachelijk werd gemaakt, niet uit te zenden, omdat dit de levens van Nederlanders in Iran in gevaar zou kunnen brengen. De Vara bleek gevoelig voor dit beroep; de sketch werd niet uitgezonden.
Van den Broek, zondag aanwezig in het programma Buitenhof, stond nog steeds achter zijn ingreep van toen. Vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar ‘niet iets absoluuts’, zei hij. Hier sprak de gewezen bewindsman, die ook andere verantwoordelijkheden kende dan die voor de onaantastbaarheid van een fundamentele vrijheid. Die voor mensenlevens bijvoorbeeld.
Maar ook buiten het Europese bolwerk woedt de strijd. Intussen heeft Nederland besloten troepen te sturen naar de Afghaanse provincie Uruzgan, waar fundamentalistische groeperingen als Talibaan en Al-Qaeda hun nesten hebben. Daar is het dus erg gevaarlijk, zoals ook voorstanders van de uitzending vorige week in de Kamer erkenden. Er zullen dus, naar verwachting, doden vallen.
Hoe zal daarop dan de reactie in eigen land zijn? Even gelaten als zij, in soortgelijke gevallen, in Amerika en Engeland is? Hoe dan ook, de standvastigheid van Nederland - kabinet, volksvertegenwoordiging en volk - zal ook hier op de proef gesteld worden.
NRC Handelsblad van 09-02-2006, pagina 9