Enkele misverstanden bestreden
Vaak heb ik mensen zichzelf zien tegenspreken, maar zelden in één en dezelfde zin. Dit kunststuk is de cultuurhistoricus Thomas von der Dunk gelukt.
In de krant van zaterdag spreekt hij ‘over de Alleingang van Balkenende, Berlusconi en Blair inzake Irak’. Welnu wanneer drie landen hetzelfde standpunt innemen (in dit geval steun aan de Amerikaanse operatie tegen Irak), dan kun je moeilijk van een Alleingang spreken.
Maar Von der Dunk jr. komt niet alleen met de rekenkunde in de knoop, maar ook met de historische werkelijkheid: ook alle Europese landen tussen Duitsland en Oekraïne steunden die operatie, wat president Chirac tot zijn bekende uitval tegen die landen, die kandidaatleden van de Europese Unie waren, verleidde. Wie waren er nu geïsoleerd: Frankrijk, Duitsland, België en Luxemburg (en later Spanje), die de operatie veroordeelden, of de rest van Europa, die erachter stond?
Tot deze conclusie kunnen we komen zonder zelf partij in deze controverse te kiezen. Ja, zelfs wanneer we achteraf ons afvragen of die hele Amerikaanse operatie niet op een gruwelijke misrekening, zo niet misleiding, heeft berust, moeten we de conclusie handhaven dat Von der Dunk hier zowel tegen de logica als de geschiedenis zondigde.
Nee, dan voel ik mij meer thuis bij zijn vader, prof. H.W. von der Dunk, op dezelfde pagina. Behalve op één punt: hij vindt dat na het referendum van 1 juni jl., dat het grondwettelijk verdrag voor Europa afwees, ‘het kabinet zijn zetels ter beschikking had behoren te stellen’ of dat anders ‘men het kabinet na zo'n afgang naar huis had behoren te sturen’.
Wie is die men? Dat kan niet anders dan de Tweede Kamer zijn. Maar de Tweede Kamer was, in overgrote meerderheid, ook voorstander van een ‘ja’ voor dat grondwettelijk verdrag geweest. Had de Kamer dan ook moeten aftreden? Hoe dan?
Zolang de Kamer geen voor het kabinet onaanvaardbare uitspraak doet - en het was in juni, gegeven die meerderheid, weinig waarschijnlijk dat zij dat zou doen - was er voor het kabinet geen enkele staatsrechtelijke noodzaak af te treden.
Dat ligt anders in de kwestie die de gemoederen nu bezighoudt: moet Nederland troepen sturen naar de gevaarlijke provincie Uruzgan in Afghanistan? Het kabinet vindt van wel, maar in de Kamer zijn in elk geval de fracties van GroenLinks, de SP, de LPF en regeringspartij D66 tegen en heerst er twijfel bij de andere fracties. Met andere woorden: nu zijn de gegevens voor een crisis, die het kabinet de kop kan kosten, wèl aanwezig.
Nu is in deze zaak de verdediging van het kabinet niet sterk. De ministers Bot en Kamp zeggen: we moeten die troepen sturen om de invloed van de Talibaan en Al-Qaeda, die in die provincie sterk is, terug te dringen èn om er de rechtsstaat op te bouwen. Het eerste argument is sterker dan het tweede. Al-Qaeda is inderdaad een gevaar, ook voor ons land.
Maar het tweede argument? Het is een illusie dat in een land als Afghanistan de rechtsstaat (zoals wij dat begrip verstaan) gevestigd kan worden. Trouwens, in de meeste omringende landen, waarmee Nederland deels goede relaties heeft, bestaat die ook niet. En in één buurland, Iran, heeft de democratie een president gebaard die oproept Israël van de kaart te vegen. Kortom, gewapenderhand de democratie invoeren kan als een boemerang werken. Dat zouden de moeilijkheden waarmee de Amerikanen nu in Irak te kampen hebben, ons toch moeten hebben geleerd.
Zoals gezegd: deze zaak kan op een crisis uitlopen die het kabinet de kop kan kosten. Deels zou het kabinet dit dan aan zichzelf te wijten hebben, maar in een interview in de krant van zaterdag verdedigt minister Bot de houding van het kabinet. Hij noemt het ‘een katholieke oplossing’ om de Tweede Kamer aan het woord te laten, alvorens het kabinet een definitief besluit neemt.
Nu, wanneer ik dit lees, dan steken allerlei protestantse atavismes bij mij de kop op. Volgens mij behoort een kabinet een besluit aan de Kamer voor te leggen en niet eerst, in een openbaar debat, de mening van de Kamer vragen. Als een kabinet twijfel koestert of een voorgenomen besluit wel op voldoende steun in de Kamer kan rekenen, dan moet het dit voorstel niet indienen.
Zo'n ‘katholieke oplossing’ heeft bovendien het grote praktische bezwaar dat andere landen - en heus niet alleen bondgenoten - gaan twijfelen aan Nederlands betrouwbaarheid. Ze denken afspraken met ons land te hebben gemaakt, maar dan blijkt plotseling dat ze de onderhandelingen is ingegaan zonder zich vooraf verzekerd te hebben van voldoende steun in eigen land. Op die manier maakt Nederland iedere invloed onmogelijk die het nog zou kunnen hebben. Of moet het buitenland misschien, behalve met het kabinet, ook met de Kamer gaan onderhandelen?
Hier wreekt zich dat Bot geen politicus is, maar zijn leven lang diplomaat is geweest. In het interview beroept hij zich daar ook zelf op: ‘Als diplomaat heb ik dat ook altijd gedaan: kijken waar het gaatje zit.’ Maar, anders dan met vreemde mogendheden, onderhandelt een minister niet met de Kamer, maar legt hij besluiten aan haar voor, die zij na debat goedkeurt of verwerpt. Dat is iets wezenlijk anders.
Hiermee hoop ik vóór het einde van het jaar enkele misverstanden uit de wereld te hebben geholpen.
NRC Handelsblad van 29-12-2005, pagina 9