Een mooie nazomer
Wanneer we nu terugkijken naar de reeks internationale conferenties die vorig najaar, op initiatief van de Nederlandse regering, zijn gehouden over het thema Europe, a beautiful idea?, dan kunnen we met recht spreken van een schitterende nazomer: prachtige kleuren in mild licht. Maar de winter kwam onherroepelijk.
De winter kwam in de vorm van het Franse en het Nederlandse nee tegen het Europese grondwettelijk verdrag en uitte zich, kort daarna, in het onvermogen van de Europese Unie het eens te worden over de begroting van de jaren 2006 tot 2013. Als het de bedoeling van die conferenties van najaar 2004 was een antwoord te geven op de vraag: ‘Wat is nu nog de betekenis en politieke relevantie van de idee Europa?’, dan is het antwoord intussen gegeven.
Maar een jaar geleden zonde en koesterde zich iedereen nog, tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU en in aanwezigheid van Hare Majesteit de Koningin en andere leden van de koninklijke familie, in de stralen van die idee. We kunnen het nalezen in de drie nummers van het tijdschrift Nexus, die ‘de essayistische neerslag’ van die conferenties bevatten: in totaal veertig essays. Ze worden ingeleid door Rob Riemen, directeur van het Nexus Instituut te Tilburg, aan wie de regering had gevraagd die conferenties te organiseren, en het is inderdaad verbazend hoeveel coryfeeën uit alle delen van de wereld hij bijeen heeft weten te krijgen. Het is bijna te veel van het goede, en ik moet dan ook bekennen dat ik niet al die essays (plus die inleidingen, die op zichzelf al bijna essays zijn) even grondig heb gelezen.
Laat ik mij daarom bepalen tot de bespreking van één essay, dat er volgens mij uitsprong, alleen al door de titel: ‘Tegen de “idee” Europa’. Deze vloek in de Europese kerk is, misschien niet toevallig, afkomstig van iemand die aan de rand van Europa is opgegroeid. De auteur, Gabriel Josipovici, is namelijk zoon van Egyptisch-joodse ouders en woonde van zijn vijfde tot zijn zestiende jaar in Egypte. Daarna was hij o.a. hoogleraar aan de universiteit van Sussex.
Zijn essay is grotendeels een antwoord op de cultuurfilosoof George Steiner, en dat doet mij op zichzelf al genoegen, want ik kan nooit de verdenking van me afzetten dat de hoogst erudiete en briljante Steiner excelleert in het bakken van lucht. Maar dat doet hij op zo'n schitterende, ja verblindende manier dat je er stil van wordt.
Nu bevindt zich Steiner zelf niet onder de veertig essayisten in die drie nummers van Nexus, maar zijn geest waarde wel onder hen, want velen hunner munten ook uit in beweringen die op het eerste gezicht indrukwekkend zijn, maar bij nadere beschouwing leeg blijken te zijn, althans vragen uitlokken. Steiner heeft overigens wél op 30 november 2003 voor het Nexus Instituut een verhaal over The idea of Europe gehouden, en het is tegen dat verhaal dat Josipovici zijn pijlen richt.
Zijn stelling is op z'n minst origineel: ‘Ik wil betogen dat de “idee” Europa slechts een intellectuele versie is van etnische zuiverheid, ook als sommige van de beste en meest humane denkers van deze tijd deze idee omhelsd hebben. Die idee suggereert dat er zoiets als een essentie van Europa bestaat [...]; dat die beter is dan de essenties van andere continenten en culturen; en dat die, koste wat kost, ommuurd en behouden moet worden [...]
Wat als zo onverdraaglijk overkomt, is dat Europa in die zin de beste is en dat alleen zij die in de beste Europese tradities zijn opgegroeid, dat kunnen begrijpen en de rest van de wereld kunnen en moeten vertellen wat men moet denken [...] Het probleem met de “idee” Europa is niet alleen dat ze ver af staat van de complexe en verwarde realiteit van Europa [...], maar dat haar verdedigers, ingenomen met hun eigen zienswijze, al snel prescriptief worden: alles wat niet in hun idee past, moet worden opgeruimd.’
Wat is de realiteit van Europa, waarmee de idee Europa niet klopt? ‘De Balkanoorlogen van de jaren '90 maakten duidelijk dat het idee van (etnische) zuiverheid in de hoofden van mensen kon voortleven, terwijl dat wat uit naam daarvan was begaan’ Josipovici doelt op de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog ‘goed gedocumenteerd was en we dachten daaruit onze lessen getrokken te hebben.’
Maar: ‘Hoewel politici en intellectuelen de leus “Nooit meer!” in de mond hadden, bleek de droom van etnische zuiverheid niet gestorven. Elk moment kon die droom door gewetenloze of idealistische demagogen weer tot leven gewekt worden, doordat hij weerklank vond bij de massa's die zij leidden.’
Bovendien is de idee Europa onhistorisch: de faam van Europa heeft er altijd in gelegen ‘dat het allerminst zuiver was, integendeel: dat het poreus, doordringbaar was en openstond voor andere culturen en invloeden. [...] Meer dan enig ander continent, meer dan enige andere cultuur heeft Europa altijd opengestaan voor de buitenwereld, is het bereid geweest van die schijnbaar vreemde culturen te leren hoe zich te vernieuwen, hoe te ontsnappen aan de beperkingen van zijn diep gekoesterde overtuigingen.’
Maar Josipovici is niet de enige van de veertig essayisten die zich keert tegen de euroromantici à la Steiner. Tot mijn aangename verrassing is er ook een Nederlander onder hen die dit doet: de theoloog-journalist Ralf Bodelier. De ruimte ontbreekt om ook op zijn betoog dieper in te gaan. Daarom volsta ik met de slotwoorden van zijn essay:
‘Zestien jaar na 1989 de val van de Muur is Europa nog in transitie. Zelfs zijn territorium is nog lang niet afgebakend, evenmin als zijn bevolking. Voor de toekomst van de Europese Unie ligt geen marsroute klaar, en Europa kent geen heilzaam of zelfs maar gezamenlijk verleden.’
Vooral dat laatste is onbetwistbaar waar dus geen idee. Immers, Europa is nooit één geweest (van hereniging spreken is dus geschiedvervalsing). Integendeel: het heeft zich tot diep in de twintigste eeuw gekenmerkt door inter-Europese slachtpartijen. Waar haalt het de gotspe vandaan als een soort praeceptor mundi op te treden?
Is daarmee gezegd dat het streven naar Europese eenheid alle grond ontbeert? Helemaal niet: het ligt voor de hand dat landen op één continent zoveel mogelijk economisch en politiek één proberen te worden. Maar laten ze tevreden zijn met de democratische rechtsstaat als enige niet-materiële of, zo men wil, ideologische waarde die zij delen. De rest is toneel soms schitterend, soms diepzinnig toneel, maar toneel.
NRC Handelsblad van 20-10-2005, pagina 7