Legitiem is nog niet verstandig
‘Na 11 september was het moeilijk voorstelbaar dat Saddams regime onaangetast zou blijven; de VN stelden talrijke schendingen van het wapenstilstandakkoord van 1991 vast. Saddam bezat olie, hij had het grootste leger in de regio, en er was gegronde zorg dat hij massavernietigingswapens zou kunnen bezitten. De beslissing iets te doen, had goede gronden. Of men het vandaag nog eens precies zo zou doen, is een andere vraag.’
Wie spreekt hier? Is het minister Bot? Hij heeft per slot van rekening zich openlijk afgevraagd en die vraag legitiem genoemd of, achteraf bezien, de aanval op Irak van 2003 verstandig is geweest.
Maar nee, het was Henry Kissinger die dit zei in een interview dat in Der Spiegel van deze week (10 oktober) staat Kissinger, de deken van de ‘realpolitische’, niet-ideologische school in de Amerikaanse politiek.
Wanneer Bot en Kissinger het legitiem vinden om, terugkijkend en met de kennis die wij nu hebben van de situatie geen massavernietigingswapens gevonden, niet aflatende chaos in Irak zich af te vragen of die aanval verstandig is geweest, dan mag een gewoon sterveling als de schrijver van deze rubriek dat ook wel doen.
In de eerste plaats moeten we dan een onderscheid maken tussen legitiem en verstandig. Wat legitiem is, is niet noodzakelijkerwijs ook verstandig. De overigens slechts politieke steun van Nederland voor de Amerikaans-Britse aanval op Irak was legitiem, voorzover hij gebaseerd was op de inlichtingen omtrent de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak.
Die inlichtingen kwamen niet alleen uit Amerikaanse bron, ook de chef-inspecteur van de VN, de Zweed Blix, achtte het bijv. ‘hoogstonwaarschijnlijk’ dat Irak het verreweg gevaarlijkste wapen, anthrax, niet vernietigd had, en waarschijnlijk dat het nog verboden raketten aan het produceren was. Ook Frankrijk, de felste criticus van een militair optreden (overigens pas nadat bondskanselier Gerhard Schröder zich er, om electorale redenen, tegen gekeerd had), heeft die inlichtingen nooit bestreden.
Dat Nederland van de juistheid van die inlichtingen uitging ter rechtvaardiging van zijn politieke steun aan de militaire actie, is dus begrijpelijk. Maar dat maakt de actie zelf nog niet legitiem. Als zou komen vast te staan dat de Amerikaanse en Britse regeringen hun inlichtingen vervalst zouden hebben, vervalt achteraf ook de legitimiteit van die actie.
Maar zover zijn we nog niet en zullen we, zolang president Bush aan het bewind is, ook wel niet komen. Maar dat oudminister van Buitenlandse Zaken Colin Powell onlangs verklaarde dat hij het als een smet op zijn blazoen beschouwde dat hij de Veiligheidsraad van de VN inlichtingen over Iraakse massavernietigingswapens had gegeven die achteraf vals bleken te zijn, is een bedenkelijk teken.
Maar, zoals gezegd, wat legitiem is, is niet noodzakelijkerwijs ook verstandig. Was de militaire actie tegen Irak ook verstandig? Alweer achteraf gesproken en met de kennis die we vandaag hebben: nee. Zouden Amerika en Engeland die actie zijn begonnen als ze geweten hadden dat het resultaat ervan zo niet de vernietiging van Irak zou zijn, dan toch een permanente chaos, die zelfs de blijvende aanwezigheid van honderdduizenden militairen niet meester schijnt te kunnen worden, en dat het land tot een broeinest van fundamentalisme zou worden (wat het onder Saddam niet was)? Het antwoord is hoogstwaarschijnlijk: nee.
Waren al deze gevolgen van de militaire actie een aanvaardbare prijs voor ja, voor wat? De verdwijning van massavernietigingswapens? Maar die bleken er niet te zijn! Dáárvoor waren al die offers dus niet nodig. En dat kan niet goedgepraat worden door te zeggen dat die gevolgen onvoorzien waren. Er waren er al vóór de actie die haar legitiem achtten en er ook geen alternatief voor wisten, maar tegelijk vreesden dat het middel erger dan de kwaal zou blijken te zijn. Die hebben gelijk gekregen.
Maar is de verdwijning van de tiran Saddam, het herstel van de mensenrechten en van de democratie dan niet de prijs waard die nu in Irak betaald wordt? In het Kamerdebat van vorige week donderdag maakte de VVD'er Van Baalen zich tolk van deze gedachte. Het is de gedachte van ‘humanitaire interventie’, die een tijdlang zijn fractievoorzitter, toen die minister van Buitenlandse Zaken was, dierbaar was.
Nu, we kunnen in Bosnië en Kosovo zien wat humanitaire interventie, hoe moreel gerechtvaardigd ook, uithaalt. Als daar de buitenlandse militairen verdwijnen, storten de economie, het justitiële apparaat en de politie in elkaar en ontstaat totale chaos of burgeroorlog. Moeten die troepen daar dan eeuwig blijven? In Irak bestaan die toestanden, op veel grotere schaal, al voordat de troepen verdwijnen.
Dit is een heilloze weg, die Kissinger zeker niet zou bepleiten. Als er iets van Irak geleerd kan worden en in de Kamer klonk meermalen de uitdrukking lessons learned dan is het dat humanitaire interventie slechts in uitzonderlijke gevallen zin heeft en meestal de zaak alleen maar erger maakt dan zij al was. Een studie van de Amerikaanse politicologen Talentino en Pearson toont aan hoe weinig de honderden gevallen van militaire interventie tussen 1945 en 1996, ook wanneer zij onder het argument ‘humanitaire interventie’ werden uitgevoerd, bijgedragen hebben tot vrede, hervormingen en stabiliteit in het betrokken gebied.
In zoverre was ook de militaire actie tegen Irak onverstandig, ook al was zij misschien legitiem. Het is dan ook moeilijk te begrijpen waarom minister Bot in het Kamerdebat zei dat de Amerikanen met de kennis van nu juist hebben gehandeld. Zelfs met de kennis van toen hebben zij misschien legitiem, maar zeker onverstandig gehandeld. De chaos was immers te voorzien? Maar aan de andere kant moeten we, met Kissinger, die zich afvraagt ‘of men het vandaag nog eens precies zo zou doen’, erkennen dat ‘het slechts fair zou zijn te vragen wat dan het alternatief geweest zou zijn’.
Overigens is er een verschil tussen Kissinger (en anderen) en minister Bot. Een bewindsman kan, zoals gebleken is, niet vrijblijvend speculeren. De SGP'er Van der Staaij zei terecht in het debat: ‘Wij vinden dat dit soort intellectueel gefilosofeer beter past bij een ambassadeursdiner dan bij een politiek debat.’ De bewindsman die zich daarin vermeit, haalt zich slechts onnodig moeilijkheden op de hals. Laat dat gefilosofeer aan stukjesschrijvers over.
NRC Handelsblad van 13-10-2005, pagina 9