Lang en kort over Europa
In een bespreking van een boek dat de Belg Paul Wouters heeft gewijd aan de cultuurverschillen tussen Nederland en België, België-Nederland: verschil moet er zijn, schrijft de recensent in de Internationale Spectator (september 2005):
‘De auteur was in het begin verrast over de directe en uitvoerige manier van communicatie van Nederlanders. Een Belg heeft volgens hem vaak aan een half woord genoeg. “De eeuwenlange strijd tegen het water heeft de communicatie van de Nederlanders niet het raffinement gebracht dat de Belg overhield aan zijn eeuwenlange strijd tegen menselijke overmacht.”’
Dit is een originele verklaring van de ontegenzeglijke cultuurverschillen tussen beide landen. Of het een juiste is, is een andere vraag. Maar zeker is dat de Nederlanders over 't algemeen lang van stof zijn. Als een artikel of een betoog niet lang is, kan het niet serieus zijn.
Dat begon al bij de Reformatie (die in België grondig is uitgeroeid): pas een lange preek kon een goeie preek zijn. En de geringschatting die de journalistiek in de publieke waardering ten deel valt, is zeker deels daaraan toe te schrijven dat een krant niet zo uitvoerig op een onderwerp kan ingaan als een wetenschappelijke verhandeling, dus oppervlakkig moet zijn. (Maar Vrij Nederland keert terug naar de vaderlandse traditie en kondigt aan voortaan ‘langere artikelen’ - nog langere! te gaan publiceren.)
Wat hiervan ook zij, hetzelfde nummer van de Internationale Spectator als waarin die recensie stond, bevestigde de juistheid van de stelling van de Belgische auteur. De meeste artikelen in dit nummer handelen over de crisis waarin Europa zich, zeker na het Franse en het Nederlandse nee van resp. 29 mei en 1 juni, bevindt. De algemene teneur ervan is - laten we zeggen - niet optimistisch, maar ze nemen de tijd - dus de ruimte - om tot die conclusie te komen.
Het kortst en (daardoor?) het helderst is dr. André Szász in zijn artikel, dat, de noten niet meegerekend, slechts vijf kolom beslaat. Er verschijnen wel langere - en onduidelijkere - artikelen in deze krant. Het is de moeite waard het betoog van de oud-directeur van De Nederlandsche Bank en oud-hoogleraar Europese studies aan de Universiteit van Amsterdam te volgen.
‘Het einddoel van de Europese integratie’, zo begint Szász zijn eigenlijke betoog, dat is getiteld: ‘Europa vooruit en achteruit’, ‘is vanaf het begin opengelaten. Dat was een van de voorwaarden voor haar succes, gezien het gebrek aan consensus tussen en binnen de lidstaten. Maar een reis met onbekende bestemming heeft haar beperkingen. De grens is nu bereikt [...]’.
Maar: ‘Wat is bereikt, is niet stabiel. Het kan alleen duurzaam worden als de integratie verdergaat. Verdergaan vereist voldoende draagvlak. Dat is er niet. Het komt er ook niet zolang de richting waar het heen moet gaan open blijft.’ Dit is eigenlijk al de hele Europese crisis in een notendop, en die crisis was als 't ware voorgeprogrammeerd.
Szász spitst zich in zijn verdere betoog toe op de Economische en Monetaire Unie. Terecht, want in die EMU zijn de lidstaten - dat zijn overigens niet alle lidstaten van de Europese Unie - het verst gegaan in het afstaan van hun nationale soevereiniteit. Als de EMU mislukt, dan kan de EU ook wel de hoop opgeven. Wat dat betreft is wat er met de EMU gebeurt, in de letterlijke betekenis van het woord, voorbeeldig - paradigmatisch heet dat in de wetenschap, geloof ik - voor de EU.
Welnu, ‘het verdrag van Maastricht is gebaseerd op de visie dat een monetaire unie alleen duurzaam kan zijn als zij gebaseerd is op een economische unie. Een gemeenschappelijke munt en een gemeenschappelijk monetair beleid vergt immers consistentie tussen dat monetaire beleid en het budgettaire beleid der lidstaten.
Een manier om die consistentie te waarborgen zou zijn de integratie uit te strekken tot het nationale begrotingsbeleid. Dat zou een politieke unie inhouden, omdat de overheidsfinanciën de kern raken van de nationale soevereiniteit. De lidstaten waren niet bereid zo vérstrekkende gevolgen te verbinden aan de EMU. [...] Zij willen geen inperking accepteren van hun nationale soevereiniteit, althans niet ter wille van een monetaire unie [...]
De werkelijke redenen voor (het ontstaan van) de EMU waren niet alleen economisch, maar vooral politiek.’ Het was immers voor de andere landen, en vooral voor Frankrijk, op den duur politiek niet aanvaardbaar dat zij, op straffe van reserveverlies en rentestijging, de beslissingen die Duitsland, het economisch sterkste land, op grond van eigen beleidsprioriteiten en omstandigheden, nam moesten volgen.
‘Dit leidde tot de EMU, waar het monetaire beleid gemeenschappelijk wordt bepaald en verdragsverplichtingen beogen te verzekeren dat het budgettaire beleid der lidstaten daarmee consistent is. Maar dan moet de naleving van die verplichtingen zijn gewaarborgd en zo nodig kunnen worden afgedwongen. Dat betekent een politieke unie.’ En daartoe zijn, zoals we gezien hebben, de lidstaten niet bereid. Getuige de schendingen van het Stabiliteitspact.
Szász besluit: ‘Op langere termijn staan wij bij het integratieproces voor de keus tussen vooruit of achteruit, ieder met zijn prijs. Niet dat een politieke unie er komt ter wille van de EMU. Als zij er komt, dan alleen omdat zij ook op eigen merites wordt gewenst.
Komt zij er niet, dan zal de EMU niet zonder meer uiteenspatten: de kosten daarvan zouden te hoog zijn, de politieke gevolgen te traumatisch. Maar zij is ook mislukt als de euro splijtzwam zou blijken te zijn in plaats van bindmiddel.’ Welnu, zij is een splijtzwam, sinds Frankrijk en Duitsland - Italië en Griekenland noemen we niet eens meer - besloten hebben het Stabiliteitspact, dat Szász een ‘substituut voor een politieke unie’ noemt, met voeten te treden.
De uitslag van de Duitse verkiezingen heeft de hoop dat het tij zal keren, niet versterkt. Immers Schröder blijft, tegen alle verwachtingen in, een machtsfactor waar rekening mee moet worden gehouden, en hij verdedigt - zonder noemenswaardige oppositie - de stelling dat, als een land zich inspant het tekort op zijn overheidsfinanciën te verminderen, de Europese instellingen zijn budgettaire soevereiniteit moeten respecteren. Voorlopig is het: Europa achteruit.
NRC Handelsblad van 29-09-2005, pagina 9