Een schip op strand
Na het Franse en het Nederlandse nee van resp. 29 mei en 1 juni heeft Europa zich een bezinningsperiode van een jaar gegund. Nu, bijna vier maanden later, kan het opnieuw beginnen zich te bezinnen, want na de onverwachte uitslag van de Duitse verkiezingen liggen de kaarten weer anders.
Immers, overal was, zo niet gehoopt, dan toch gerekend op een wisseling van de wacht in Duitsland, die het vastgelopen proces van de Europese eenheid een nieuwe impuls zou geven. Maar welke regeringscombinatie in Berlijn ten slotte uit de bus zal komen, stagnatie van onbepaalde duur staat Duitsland, en dus Europa, te wachten.
Wat hebben de uitslagen van 29 mei, 1juni en 18 september gemeen? Dat de mensen huiverig zijn voor verandering, dat zij liever bij het oude blijven, ook al zien zij de gebreken ervan. De Fransen, Duitsers en Nederlanders - en met de andere West-Europeanen zal het niet veel anders zijn - zijn, met andere woorden, conservatief geworden.
Dit woord wordt hier gebruikt in zijn niet-ideologische betekenis. (De echte conservatief schuwt veranderingen, mits geleidelijk voltrokken, niet.) In die zin is de vrees van sociaal- en christen-democraten de verzorgingsstaat aan te tasten conservatief te noemen. Wat dat betreft is de tegenstelling links-rechts zinledig geworden.
In die zin ook is de stagnatie die het gevolg zal zijn van de Duitse verkiezingen, niet als een typisch Duits verschijnsel te beschouwen. Het is een algemeen Europees, althans West-Europees, verschijnsel, want in andere West-Europese landen blokkeert die huiver voor verandering ook de nodige vooruitgang. Alleen Engeland lijkt een uitzondering.
Al lang vóór 18 september werd van Duitsland gezegd: met Duitsland gaat het slecht (kijk naar de geringe groei en de hoge werkloosheid), maar met de Duitsers gaat het goed. Welnu, dat geldt ook voor andere Europese landen, Nederland niet uitgesloten. Het parool luidt: houden wat je hebt (zowel de verzorgingsstaat als de nationale staat in het algemeen), want wat je krijgt is onzeker.
Op de lange duur is deze combinatie van zelfgenoegzaamheid en angst voor de toekomst natuurlijk funest, en haar uitwerking zal zich ook in het Europese proces van eenmaking doen voelen. Wie nu nog geen euroscepticus is, is een held of heeft zijn hersens even stopgezet (de combinatie van beide komt ook vaak voor).
De mislukking van de zg. Lissabon-doeleinden (volgens welke Europa in 2010 's wereld meest dynamische economie zou zijn) en de ontmanning van het Stabiliteitspact, die het vertrouwen in de euro ondermijnt, hadden al, behalve bij de hardnekkigsten, het geloof in Europa's toekomst sterk aangetast, maar de kiezers kan dit blijkbaar weinig schelen.
Zo laat hen kennelijk ook de cijfers koud die aantonen dat de groei in de eurozone achterloopt bij die van anderen: 1,2% in 2005 (waarvan Duitsland 0,8 en Nederland 0,7) de VS 4,2%, China 8,5%, Azië (minus Japan) 8,2%. ‘Europa is in diepe crisis geraakt’, zei Luxemburgs premier (en voorzitter van de EU) Juncker, toen de EU het eind juni niet eens was kunnen worden over de begroting voor de periode 2007 tot 2013, maar van een crisisstemming is geen sprake.
Wie dus denkt dat een paar institutionele hervormingen voldoende zullen zijn om een nieuwe relance van de EU te bewerkstelligen of dat - nog hersenschimmiger - Europa een nieuwe Jean Monnet nodig heeft om het de weg te wijzen, miskent de ernst van de toestand volledig. Medio jaren '50, toen Europa ook een crisis beleefde, waren de Europeanen nog niet verslaafd aan hun verzorgingsstaten, en Jean Monnet kreeg ook alleen maar een kans dankzij de heel bijzondere constellatie van het ogenblik.
(Leidt het voorgaande tot de conclusie dat ik een tegenstander van de verzorgingsstaat ben? Niet noodzakelijkerwijs. Per slot van rekening profiteer ik er zelf van, maar dat verhindert mij niet te erkennen dat hij steeds meer een molensteen aan de nek van de Europese economieën blijkt te zijn en Europa's eenmaking veel ernstiger blokkeert dan het veel geschimpte ouderwetse nationalisme.)
Voor Nederland met zijn open economie, dat bovendien Duitsland als belangrijkste buur en achterland heeft, is de toestand in dat land bijzonder ernstig. Natuurlijk blijft de Europese integratie voor ons land niet alleen een ideaal, maar vooral een nationaal belang. Maar wat als Duitsland een schip op strand blijkt en Europa niet meer dan een baken op zee? Wat is dan Nederlands terugvalpositie? Of is er geen? Zeker is in elk geval dat op dit punt de troonrede, al voordat zij dinsdag uitgesproken werd, achterhaald was door het nieuws van zondagavond uit Duitsland. Alsof Nederland immuun zou zijn voor wat er aan de andere kant van zijn oostgrens gebeurt - of niet gebeurt.
NRC Handelsblad van 22-09-2005, pagina 9