Voorbarig requiem?
Aan de vooravond van de Duitse verkiezingen van 2002 stonden de kansen voor de SPD niet zo goed, totdat bondskanselier Schröder van twee gebeurtenissen gebruikmaakte op een manier die hem per slot van rekening de overwinning bezorgde. Hier bleek weer eens zijn tactisch meesterschap, dat hem ook aan de top van zijn partij en van de regering had gebracht.
Het eerste geluksnummer was de Amerikaanse oorlog tegen Irak, die zich toen al aankondigde (hoewel hij pas een halfjaar later zou uitbreken). Schröder sprak in zijn verkiezingscampagne van een ‘avonturierspolitiek’, waar Duitsland zich ver van zou moeten houden. Het zou zijn eigen, de ‘Duitse weg’ volgen.
Van deze afvalligheid jegens de Amerikaanse bondgenoot, aan wie Duitsland het te danken had dat het in de Koude Oorlog niet door de Sovjet-Unie onder de voet gelopen was, hebben velen hem een verwijt gemaakt. Niet ten onrechte, maar bedacht moet worden dat de Duitse bevolking niets zozeer vreest als een oorlog (zij was al tegen de Golfoorlog van 1990 geweest). Voor een politiek dier als Schröder een kans om niet te missen. Trouwens zijn tegenstander, de christen-democraat Stoiber, durfde ook niet vierkant achter Amerika te gaan staan.
Het tweede toeval was dat Duitsland plotseling geteisterd werd door grote overstromingen. Schröder snelde onmiddellijk naar de rampgebieden en liet zich voor het televisiepubliek tonen als een daadkrachtig man, begaan met het lot van de slachtoffers. Toen Stoiber eindelijk op het terrein kwam dat ver van zijn vertrouwde Beieren lag had Schröder de show allang gestolen.
Dit jaar staan Schröders kansen nog slechter dan in 2002, voordat de wind draaide. Je weet natuurlijk nooit, maar het is onwaarschijnlijk dat in de drie dagen die ons van de verkiezingen scheiden, het toeval hem weer te hulp zal komen. Aangezien hij na 18 september vrijwel zeker geen bondskanselier van een grosse Koalition (SPD-CDU), als die onvermijdelijk mocht blijken, zal zijn en de huidige coalitie (SPD-Groenen) wel geen meerderheid zal halen, moeten we ons voorbereiden op het einde van de era-Schröder.
Buitenlanders zijn van nature geneigd te kijken naar wat dit voor henzelf, Europa of de wereld in 't algemeen zou betekenen. Het oordeel over Schröder varieert dan, behalve in Frankrijk en Rusland, van sterk afwijzend tot onzeker. De kleinere Europese partners hebben weinig reden op zijn overwinning te hopen, want het dédain waarmee hij en zijn minister van Buitenlandse Zaken, Joschka Fischer, hen bejegende staken zij niet onder stoelen of banken. Dat was onder Kohl anders.
Schröder is begonnen als bondskanselier die eindelijk prioriteit zou geven aan de Duitse belangen. De sterke band met Frankrijk trachtte hij aanvankelijk te compenseren door ook ideologische toenadering tot zijn partijgenoot Tony Blair. In Nice (december 2000) had hij zelfs een scherpe botsing met Chirac.
Dit veranderde plotseling. Zijn ondiplomatiek harde kritiek op Amerika, die misschien, achteraf, gerechtvaardigd was, maar onnodig zware schade toebracht aan de Duits-Amerikaanse relaties, verwijderde hem van Blair, die achter Bush stond, en joeg hem in de armen van Chirac, die hem niet meer losliet. Zijn schending van het Stabiliteitspact, dat, nota bene, op Duits aandringen tot stand was gekomen, verbeterde zijn reputatie als standvastig en betrouwbaar partner niet.
Maar de Duitse kiezer geeft, zoals alle kiezers, voorrang aan binnenlandse problemen en beoordeelt Schröder dáárnaar. (Onder die problemen valt ook de vraag naar oorlog of vrede, omdat het dan direct om het eigen hachje gaat.) Het oordeel van die kiezer en niet van dat van het buitenland is beslissend voor de verkiezingsuitslag. Welnu, hoe staat Schröder daar? Luister naar enkele Duitse waarnemers:
‘De sociaal-democratische leiders vóór Schröder waren overwegend solide, eerlijke, betrouwbare, steeds berekenbare politici. Verrassingen waren van hen niet te verwachten. Schröder was anders. Hij kende geen starre beginselen en vaste regels. Hij hield van de rokade, vertrouwde meer op zijn instinct dan op alle principes. Hij was de kunstenaar van de overrompeling.
Daarmee heeft hij de laatste jaren de CDU telkens weer in een moeilijk parket gebracht en op het verkeerde been gezet. Maar tegelijkertijd heeft hij zijn eigen partij daarmee ook nogal geïrriteerd. Hij heeft niet alleen de tegenstander in verwarring gebracht, maar ook, ja nog meer, zijn eigen partijvrienden.’ Aldus de politicoloog Franz Walter in Universitas (augustus 2005).
Zijn collega Hans Jörg Hennecke denkt er ook zo over: ‘Aan Schröders stijl kleeft altijd iest speels, afwachtends en spontanistisch’ [blijkbaar iets anders dan spontaan]. ‘Hier gaat het om deugden die de verovering en het behoud van de macht dienen. Maar om ook te schitteren waar het gaat om gestalte te geven aan politieke ideeën daarvoor mist hij geduld en volharding.
Dat maakte hem onbekwaam tot het geven van betrouwbare, berekenbare leiding, te meer omdat hij onder de druk der omstandigheden zijn inhoudelijke positie niet zelden veranderde. Daarbij is het hem als een onoverkomelijke zwakte aan te rekenen dat hij op afstand bleef van zijn eigen partij en er niet in slaagde de sociaal-democratie een tegelijk realistisch en optimistisch toekomstbeeld te geven en daarvoor bij zijn eigen aanhangers vertrouwen te werven’ (in: Beilage zum Parlament, 32/33).
Voor vele partijfunctionarissen, aldus de politieke-opiniepeiler Manfred Güllner (Neue Gesellschaft/Frankfurter Hefte (juli/augustus)) is het post-Schrödertijdperk al begonnen. Daarom is er voor veel kiezers die in 1998 en 2002 op de SPD gestemd hebben wegens Schröder, ‘geen reden meer hun stem te geven aan een SPD die zich van Schröder afkeert. Waarom zou men op een SPD stemmen die, volgens de voorzitter van haar jeugdorganisatie, “aan het eind van haar regeringspolitiek” is?’
Zeker, sinds het televisieduel van 4 september tussen Schröder en Merkel is de SPD in de peilingen ingelopen op de CDU, maar die winst is meer ten kosten gegaan van de kleine partijen dan van de CDU. Ook moet bedacht worden dat de sympathie die Schröder onder de bevolking geniet, altijd groter is geweest dan die voor zijn partij. Met andere woorden: niet allen die Schröder sympathieker of zelfs bekwamer achten dan Merkel, stemmen op de SPD.
Daar staat tegenover dat Merkel, die overigens in het televisieduel het er beter van afbracht dan algemeen was verwacht, waarschijnlijk een fout heeft begaan door de partijloze Kirchhof naar voren te schuiven als haar minister van Financiën. Deze man debatteert als de geleerde die hij is, en maakt kans in de politiek vermalen te worden niet het minst door de ‘baronnen’ van de CDU, wie zijn belastingplannen veel te radicaal zijn en die toch al Merkels leiderschap slechts knarsetandend aanvaarden.
Hoe dit ook zij vrijwel zeker zal de huidige rood-groene regeringscoalitie de vereiste meerderheid niet halen en is Schröders rol daarmee uitgespeeld. Als tacticus was hij ongeëvenaard, maar is dit voldoende om hem in de latere geschiedschrijving (die op 19 september begint) een plaats te geven gelijk aan die van zijn voorgangers Adenauer, Willy Brandt, Helmut Schmidt en Helmut Kohl? Waarschijnlijk niet.
Met dank aan Arnulf Baring, aan wiens tijdschriftenrubriek in de Frankfurter Allgemeine ik de citaten heb ontleend.
NRC Handelsblad van 15-09-2005, pagina 9