Nieuwe start, maar op welke grondslag?
Nu de ministerraad van de Europese Unie besloten heeft om, na het Franse en Nederlandse nee, een denkpauze van een jaar in te lassen, kan het geen kwaad enkele oude wijsheden - of laten we liever zeggen: theorieën - uit de kast te halen die in de beginjaren van de Europese integratie genegeerd werden en, toen het zo goed ging met Europa, zelfs gelogenstraft leken.
We beginnen met een uitspraak van de Bazelse historicus Jacob Burckhardt (1818-1897): ‘Er is nog nooit een staat door een echt, d.w.z. van alle kanten vrijwillig contract (inter volentes) tot stand gekomen. Ook in de toekomst zal er geen echt contract tot stand komen. Kwam er een tot stand, dan zou het slechts een zwak borelingske zijn; men zou voortdurend twisten over de grondslagen ervan.’
Let wel: Burckhardt heeft het over een staatkundige, niet een economische eenheid. Met de bevriezing van het Europese grondwettelijke verdrag als gevolg van het Frans-Nederlandse nee blijken de grenzen van de staatkundige, dus politieke integratie bereikt te zijn.
Langs de weg der vrijwilligheid (inter volentes) is die integratie blijkbaar niet te bereiken. Waar zij in de geschiedenis wél bereikt is, is dat gebeurd hetzij doordat de constituerende staten of provincies zich door een gemeenschappelijke vijand bedreigd voelden (bijvoorbeeld: Nederland, Zwitserland, de Verenigde Staten), hetzij doordat een federator, meestal met bloed en ijzer, de staatkundige eenheid aan de delen oplegde (voorbeeld: Bismarck). De laatste weg hebben de Europese staten na de oorlog, gelukkig, niet willen opgaan.
En de eerste weg; die van bundeling van krachten tegenover een gemeenschappelijke vijand? Het is onbetwistbaar dat in de beginjaren van de Europese integratie (begin jaren '50) het bestaan van een als bedreigend gepercipieerde Sovjet-Unie machtig tot dit proces van Europese integratie heeft bijgedragen, al zijn er zeker ook andere factoren in het spel geweest (de toen nog verse herinnering aan de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld).
Frankrijk heeft al vroeg geprobeerd een andere boeman dan de Sovjet-Unie te creëren: Amerika. De Gaulle is daar al eind jaren '50 mee begonnen; van zijn opvolger Pompidou is het woord: ‘Europa zal slechts Europa zijn als het zich onderscheidt van Amerika’; en Chiracs optreden tegen Amerika tijdens de Iraakse crisis ligt nog vers in het geheugen. De makke van deze weg is dat de meeste Europeanen hem niet willen gaan. In 2003 stond er geen vereend Europa achter Chirac.
Ook hier had Burckhardt dus een vooruitziende blik: zou er een staatkundige eenheid tot stand komen, ‘men zou voortdurend twisten over de grondslagen ervan’ met dit verschil dat die twisten al zijn uitgebroken voordat die eenheid tot stand was gekomen. In elk geval kan van een Europa dat geobsedeerd is door interne problemen en twisten, niet verwacht worden dat het een majeure acteur op het wereldtoneel zal zijn. Dat is ook een illusie die verlaten moet worden.
Maar om op het interne toneel terug te keren: de weg naar staatkundige eenheid is voor onbepaalde tijd geblokkeerd. Blijft over het ‘Europa der staten’. Wat dat betreft, heeft De Gaulle gelijk gekregen, want volgens hem kon ‘er geen ander Europa zijn dan dat der staten, behalve natuurlijk dat der mythen, der ficties, der parades’.
Let wel: ik beperk me nog steeds tot de staatkundige eenheid van Europa. Wat de economische eenheid betreft, waren De Gaulle en zijn opvolgers heel wat minder dogmatisch, omdat die eenheid Frankrijk allerlei voordelen, vooral op landbouwgebied, bleek te brengen.
Graven we nog dieper naar de oorzaken van het Europese falen, dan moeten we erkennen dat de democratie een van die oorzaken is. Bolkestein heeft eens gezegd dat er geen Europese demos (volk) bestaat, dus dat er geen Europese democratie kan zijn. Dat is juist, maar ook het ontbreken van een gemeenschappelijke taal is een hindernis. Zo kan een populaire politicus in Duitsland geen politieke basis in Nederland vinden, omdat hij niet (behalve in elitaire kringen) verstaan wordt.
De democratie kan zich dus alleen nationaal manifesteren, maar dat bergt altijd het risico in zich dat ze zich dan tegen Europa manifesteert, zoals we dat op 29 mei en 1 juni respectievelijk in Frankrijk en Nederland gezien hebben. Dan maar Europa langs niet-democratische weg proberen tot stand te brengen? Dat zou tot nog grotere backlashes leiden. Europa is tot de democratie gedoemd - met alle risico's daarvan.
Tot dusver heeft dit artikel een scherp onderscheid gemaakt tussen staatkundige of politieke en economische integratie. Maar is dit onderscheid wel altijd te handhaven? Zal een falen van de staatkundige integratie niet onvermijdelijk nadelige invloed hebben op de reeds bereikte economische integratie?
In een interview in de krant van 18 juni jl. zegt de Leuvense hoogleraar Paul de Grauwe, een econoom van wereldfaam: ‘Als we de euro en de muntunie willen behouden, dan zijn we veroordeeld tot meer politieke samenwerking’ (verderop spreekt hij van ‘politieke integratie’). ‘Als we dat laatste niet willen, en daar lijkt het op in Frankrijk en Nederland, dan kan de euro op termijn niet stand houden.’
Toegegeven: de euro en de muntunie zijn niet de Europese Unie, staan er zelfs formeel buiten. Maar wat daar dreigt te gebeuren - en het schenden van het Stabiliteitspact door Frankrijk en Duitsland is al een slecht omen - hangt dat, volgens dezelfde logica, ook niet het acquis van de EU boven het hoofd?
Wie deze rubriek door de jaren heen een beetje heeft gevolgd, zal in dit artikel vertrouwde redeneringen en argumenten zijn tegengekomen, maar wie daarin een triomfantelijk geluid heeft beluisterd - in de geest van: de feiten hebben mij gelijk gegeven - heeft het mis. Sterker nog: de overtuigde ‘Europeanen’ hebben er goed aan gedaan die redeneringen en argumenten te negeren. Immers, als zij ernaar geluisterd hadden en niet naar het onbereikbare hadden gestreefd, zou zelfs het bereikbare niet zijn bereikt. Zoals de dichter Robert Browning zegt: ‘...man's reach should exceed his grasp.’ Maar wordt nu ook het bereikte bedreigd?
Nu bovenop de constitutionele crisis een budgetcrisis is gekomen, biedt de situatie in Europa geen aanleiding tot enigerlei triomfgevoel en weinig tot hoop - tenzij een relance uit zou gaan van verwachtingen die meer rekening houden met de naakte werkelijkheid. Daarbij kunnen die eertijds terecht genegeerde redeneringen en argumenten misschien dienst doen.
NRC Handelsblad van 23-06-2005, pagina 9