De arrogantie der gelovigen
Nauwelijks hebben het Franse en het Nederlandse nee tegen het Europese grondwettelijk verdrag weerklonken, of de technocraten staan al klaar om de betekenis ervan te bagatelliseren. Het debat tussen drie deskundigen in het televisieprogramma Buitenhof verleden zondag was daar een voorbeeld van.
Een paar compromissen, en vóór het eind van het jaar zou Europa weer op de rails staan; dat was vroeger ook zo gebeurd. Dat was de algemene teneur. Een zware onderschatting van de politieke en maatschappelijke draagwijdte van wat er in Frankrijk en Nederland, en waarschijnlijk ook in andere landen van Europa, aan de gang is. Maar laten we ons nu met een paar nevenverschijnselen bezighouden. De scheidende Britse ambassadeur heeft in de Volkskrant bekend dat hij de discussie in Nederland met leedvermaak heeft gevolgd. Tussen 1980 en 1984 zat hij ook in Den Haag, en toen moest hij bijna dagelijks kritiek horen over hoe in Engeland over Europa werd gediscussieerd. Nee, dan in Nederland! Terwijl daar helemaal geen discussie plaatsvond.
Nu, hoewel ik niet tot de nee-stemmers heb behoord, kan ik dit Britse leedvermaak wel navoelen. Er zijn jaren geweest dat degeen die hier een vraag durfde te stellen over de realiseerbaarheid van de Europese idealen - dus nog niet eens over de correctheid ervan - op z'n best op een superieur of medelijdend glimlachje werd getrakteerd en op z'n slechtst met vijandigheid bejegend. Europa was een kwestie van geloof, en daar mocht niet aan getwijfeld worden.
Zo beperkte de discussie over Europa zich jarenlang bijna uitsluitend tot de kring der bekeerden. Daarbuiten vond nauwelijks discussie plaats. Die ban is nu doorbroken, met als gevolg een grotendeels irrationele reactie. Dat komt ervan. En nog konden vele ja-activisten hun ongeduld met het domme volk, dat het licht maar niet wilde zien, amper verhelen. Brinkhorst was hier prototypisch.
Die arrogantie werkt nog door na de nederlaag van het ja. Want nu wordt gezegd dat de voorlichting heeft gefaald; we moeten het de mensen beter uitleggen. Alweer de elites, de mensen die het beter weten, tegenover het domme volk. Geen wonder dat het in opstand komt. Maar om het volk dan maar via meer referenda of brede maatschappelijke discussies achterna te lopen, biedt ook geen oplossing. Feest der democratie? M'n neus!
Tweede punt. Interessant is het te zien waar er in meerderheid ja is gestemd. In plaatsen als Heemstede, Bloemendaal, Bennebroek, Wassenaar, Laren, Naarden, Bunnik, Rozendaal - allemaal plaatsen waar beter opgeleiden wonen met een hoger inkomen. Er tekent zich dus een kloof in Nederland af waar meestal over gezwegen werd, hoewel zij zich tijdens de revolte van Pim Fortuyn - de levende en de dode - duidelijk had laten zien.
De stad Utrecht is een apart geval. Waarom zij, als enige grote stad, in meerderheid ja heeft gestemd, vraagt om nadere verklaring. Interessant is ook Amsterdam, waar Oud-Zuid en Centrum ja-wijken waren. Van Oud-Zuid is dat te begrijpen: het is een ‘rijke’ buurt, waar veel hoger opgeleiden wonen. Maar Centrum? Vroeger een echte volkswijk, want de rijken hadden de grachtengordel al grotendeels verlaten. Nu zijn zij - maar dan vooral nieuw-rijken - er teruggekeerd. Zelfs de Jordaan is een hippe buurt geworden.
Overigens lag zeventig jaar geleden, bij de eerste verkiezingen waar de NSB aan deelnam (die voor de Provinciale Staten in 1935), in Amsterdam het percentage stemmen voor die partij hoger dan het landelijk gemiddelde (10,8 tegen 7,94), en in die twee wijken nóg hoger. Voor Oud-Zuid (toen nog gewoon Zuid geheten) was dat, opnieuw, niet verrassend; maar voor Centrum, dat toen nog, zoals gezegd, grotendeels een volkswijk was, wél. Het ‘volk’ stemt niet altijd wijs. (Nota bene: de NSB was toen nog een zogenoemde ‘nette’, burgerlijke partij, die pas later zou radicaliseren en officieel antisemitisch worden.)
Derde punt. Ik had altijd gedacht dat de Nederlanders het monopolie op hufterigheid hadden. Maar nu blijkt een Belg - en nog wel minister van Buitenlandse Zaken De Gucht - ons op dit punt het record afhandig te hebben gemaakt. In een - overigens niet zó gekke - poging tot analyse van het Nederlandse nee heeft hij de oorzaak o.a. gezocht in de ‘brave stijfburgerlijkheid’ van premier Balkenende, ‘in wie ik geen spoor van charisma kan ontwaren’.
Nu is De Guchts karakterisering van Balkenende niet helemaal onjuist, maar wie in een glazen huis woont moet niet met stenen gaan gooien. Hoe zit het met het charisma van de tot in de puntjes verzorgde Verhofstadt of van de elegante Louis Michel (‘big Loulou’), De Guchts voorganger? Of dat van De Gucht zelf?
Zullen we eens aan de edelman die zojuist minister-president van Frankrijk is geworden, Dominique de Villepin, vragen wat hij van die politici uit zijn buurland vindt? Helaas, de Villepin is, anders dan De Gucht, die een bijna Hollandse recht-voor-zijn-raapheid tentoonspreidt, waarschijnlijk te diplomatiek om hier het achterste van zijn tong te laten zien.
Sommigen vinden dat Nederland dit incident niet zo hoog had moeten opnemen en minister Bot niet de Belgische ambassadeur op het matje had moeten roepen. Ook de technocraten in Buitenhof leken die mening te zijn toegedaan. Bot heeft echter ongetwijfeld - en terecht - gedacht: al te goed is buurmans gek.
Maar nu in serieuzer toon: De Guchts uitval is een blijk van het anti-hollandicisme dat onder Vlamingen welig tiert. Het heeft te maken met het gevoel van achterstand dat zij ten opzichte van Nederland hebben. Maar daar is nu geen enkele reden meer voor. Met meer recht kunnen zij zich stoten aan de veronachtzaming, zo niet geringschatting, waarmee Nederlanders de Vlamingen plachten (en vaak nog plegen) te bejegenen.
In elk geval mogen de Nederlanders er geen rekening mee houden dat, naarmate Vlaanderen sterker en zelfbewuster wordt - en er is geen beter voorbeeld van een geslaagde emancipatie dan dat hetwelk Vlaanderen de laatste honderd jaar gegeven heeft (hoewel het aan Nederland grotendeels voorbijgegaan is) - het zich vaker op de Nederlandse lijn zal bevinden. Het tegendeel is eerder waar. Ook dat is Europa.
NRC Handelsblad van 09-06-2005, pagina 9