Wroeten in een recent verleden
Wroeten in het verleden - die uitdrukking heeft een ongunstige klank. Waarom toch? De boer of tuinier wroet toch ook in de aarde, opdat zij mooie vruchten kan voortbrengen? Bovendien wordt die uitdrukking gebruikt voor het recente verleden, namelijk door mensen (of hun nabestaanden) wier rol in dat verleden niet al te fraai is geweest. Hoe dit ook zij, de historicus doet niet anders dan wroeten in het verleden.
Dat doet de historica Beatrice de Graaf ook in haar proefschrift Over de muur: de DDR, de Nederlandse kerken en de vredesbeweging (uitg. Boom, Amsterdam, 2004), en niet iedereen wiens optreden in het door haar boek bestreken tijdperk (1970 tot ongeveer 1990) zij behandelt, komt er even goed van af.
Bijvoorbeeld de kerken. Na 1975 uitten deze steeds minder kritiek op het gebrek aan godsdienstvrijheid en de schending van mensenrechten in de Oost-Duitse staat. Dat deden zij op verzoek van hun kerkelijke gesprekspartners in die staat, die vreesden dat die kritiek hun door het communistische regime betaald zou worden gezet.
Zo ‘manipuleerde dat regime de Nederlandse kerken’, waarin trouwens een ‘spraakmakende minderheid links-progressief georiënteerd was’, dus bij voorbaat niet onsympathiek tegenover de DDR stond. Het beste wat van ze gezegd kan worden, is dat zij ‘de omvang van de repressie (in de DDR) niet doorhadden’, met andere woorden: naïef waren.
Maar sommigen in protestants Nederland - want daar gaat De Graafs boek voornamelijk over - waren niet naïef. Ze kozen er bewust voor om - ter wille van de ontspanning tussen Oost en West - die repressie niet aan de kaak te stellen. Anderen gingen verder en traden, al dan niet als zodanig geregistreerd, bij de Stasi (de Oost-Duitse geheime dienst), als informant op. Tenslotte was er de (kleine) beweging van Christenen voor het Socialisme, die ronduit communistisch was. (Namen zullen we maar niet noemen; die zijn in het boek te vinden.)
Binnen de hervormde kerk en de Raad van Kerken kwam de omslag pas na 1985. Toen ‘verschoof de aandacht langzaam [...] naar de concrete onderdrukking van christenen en andersdenkenden in de DDR’. Merkwaardig genoeg (gezien hun militante verleden), bleven de gereformeerde kerken nog terughoudend. Na de val van de Muur legde alleen de hervormde kerk rekenschap over haar beleid af, waarbij zij niet voor zelfkritiek schroomde. De gereformeerden vonden dat niet nodig. De Wereldraad van Kerken, die alle kritiek op de Oost-Europese regimes (maar niet op Amerika!) had vermeden, ‘erkende pas in 2003 - dus veertien jaar na de ‘val’ - dat er in de Koude Oorlog fouten waren gemaakt.
Merkwaardig genoeg (althans voor sommigen) komt het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), dat onder leiding van zijn onvermoeibare secretaris Mient Jan Faber, in de jaren '80 de massale protestmanifestaties tegen de kernwapens organiseerde - onder het motto ‘De kernwapens de wereld uit, te beginnen met Nederland’ - het beste uit dit boek naar voren. Dat wil zeggen: de leiding van het IKV, en dat wil weer zeggen: Mient Jan Faber. De IKV-kernen in het land volgden hem niet altijd.
Die leiding nu wijzigde rond de jaarwisseling 1981/82 de koers van het IKV. De Graaf spreekt van een ‘ommezwaai’ van het IKV, dat voortaan de democratiseringsbeweging in Oost-Europa de grootste prioriteit gaat geven, dus vóór de verwijdering van kernwapens. Het Tsjechoslowaakse Charta '77 en het Poolse Solidarnosc werden tot de ‘natuurlijke bondgenoten’ van het IKV verklaard.
Of deze dissidente bewegingen ook zichzelf als ‘natuurlijke bondgenoten’ van het IKV voelden, is nog de vraag. ‘Wij vonden de westerse vredesbeweging een groter gevaar dan de Sovjet-Unie’, zo wordt een woordvoerder van Solidarnosc geciteerd. De meeste Oost-Europese dissidenten hadden meer op met president Reagan. Niettemin: in augustus 1982 stuurde Charta '77 het IKV inderdaad een solidariteitsverklaring.
Fabers ‘ommezwaai’ vond, zoals gezegd, in het vredeskamp niet overal bijval. De kerken hielden vast aan hun prioriteit, die niet steun aan de dissidenten was. Fabers eigen volgelingen konden hem evenmin altijd volgen. Er was irritatie. Zelfs werd Faber ‘verraad’ verweten. Kortom, er voltrok zich een ‘scheiding der geesten in het vredeskamp’, wat De Graaf een succes van de Stasi noemt.
Omgekeerd ergerde Faber zich aan zijn volgelingen, die hij meer idealisten en dromers vond dan mensen die oog hadden voor de werkelijkheid, voor de politiek dus onbruikbaar. Dan heeft hij, zo schreef hij in 1985 in zijn boekje Min x min = plus (niet genoemd door De Graaf), liever te maken met Amerikanen, die tenminste ‘uitblinken in het geven van ronde antwoorden’.
Hun die in de jaren '80 de ontwikkelingen in het ‘vredeskamp’ nauwkeurig volgden, waren die spanningen niet ontgaan, maar zoals ze door De Graaf in kaart zijn gebracht, verrassen ze zelfs die waarnemers. Toch luidt haar facit: ‘Fabers opzet om de kerken en sociaal-democratische partijen bij zijn plannen voor de ontspanning van onderop’ - dus niet via contacten met de communistische regimes, maar met de dissidenten ‘te betrekken was niet gelukt.’
Het was hem evenmin gelukt het besluit te verhinderen atoomraketten ook in Nederland te plaatsen. ‘Noch in Nederland noch elders in West-Europa wist het IKV-secretariaat (lees: Faber) ondersteuning van politieke partijen voor zijn Oost-Europabeleid te verkrijgen.’ Het IKV had ‘te weinig invloed om van het “winnen” van de Koude Oorlog te kunnen spreken’. Inderdaad, die eer was aan anderen voorbehouden, de pas overleden paus bijvoorbeeld.
Als iemand die Faber in die jaren kritisch heeft gevolgd, word ik ook meermalen in haar boek geciteerd. Daarbij komt ze tot interpretaties die ik niet altijd kan onderschrijven, maar met die details zal ik de lezer niet vervelen. Ze doen trouwens niet af aan de waarde van haar boek, dat verdient lange tijd te gelden als een standaardboek over die jaren.
Waarop kwam, met alle waardering die ik voor zijn intelligentie en realisme had, mijn kritiek op Faber neer? Laat ik citeren wat ik in 1985 schreef: ‘Het moet gezegd worden dat het IKV, zoals zovele anderen, nooit een formule heeft gevonden die de strijd voor de mensenrechten, die door de Sovjet-Unie als ondermijnend wordt beschouwd, verzoent met het streven naar ontspanning.’ Zijn ‘ontspanning van onderop’ vergrootte de spanning waaraan hij juist een einde wilde maken. Dat klopte dus niet.
NRC Handelsblad van 21-04-2005, pagina 9