We gingen weer niet naar Roma
‘We gaan naar Rome, we gaan naar Rome...’ Zo begon het lied dat medio jaren '30 overal in ons land klonk. Nederland deed mee aan het wereldkampioenschap voetbal, waarvan de finale in Rome zou plaatsvinden. Nederland was vol vertrouwen, maar moest eerst nog even naar Milaan, ‘om de Zwitsers te verslaan’, zoals het lied verder ging. Maar helaas, ons elftal werd met 3-2 door de Zwitsers verslagen en keerde met hangende pootjes terug.
Een andere strofe van het lied herinner ik ook nog: ‘...en Gejus gaat ook mee’. Gejus was de arts Gejus van der Meulen, die jarenlang de populaire keeper van het nationale elftal was geweest, maar kort tevoren afscheid van het voetbal had genomen. Voor deze ene keer was hij evenwel teruggekomen, om de kansen te vergroten. (In de oorlog zou hij SS-officier worden.)
Hoe dit ook zij - de gang naar Rome ging toen niet door, tot diepe verslagenheid van althans één zestienjarige. Ruim zeventig jaar later ging een andere gang naar Rome niet door - tot verslagenheid van het rooms-katholieke volksdeel, althans van enkele prominente vertegenwoordigers daarvan, zoals de ex-premiers De Jong en Van Agt.
Koningin Beatrix had besloten - ongetwijfeld met goedkeuring van het kabinet - niet aanwezig te zijn bij de uitvaart van de paus, terwijl talloze andere landen - ook landen waar rooms-katholieken met een kaarsje te zoeken zijn - zich wél door hun staatshoofden of althans (zoals in het geval van Groot-Brittannië) door een lid van het Koninklijk huis lieten vertegenwoordigen. De prins van Wales stelde er zelfs zijn huwelijk voor uit.
Was dit een wijze beslissing? Zelf zwalk ik tussen twee standpunten. Aan de ene kant vind ik het wel mooi dat het Huis van Oranje, dat zijn plaats in Nederland dankt aan zijn kampioenschap (!) voor de protestantse zaak, een oude traditie hooghoudt. Aan de andere kant vind ik het, uit staatkundige overwegingen, verkeerd dat de koningin het rooms-katholieke volksdeel (dat zij ook vertegenwoordigt) onnodig tegen het hoofd stoot.
Maar bijna nog interessanter dan dit dilemma is de vraag hoe het komt dat er deze keer zo'n drukte is gemaakt over de beslissing van de regering (staatshoofd en kabinet), terwijl bij de vorige uitvaarten (beide in 1978) de regering zich liet vertegenwoordigen door hetzij de minister van Buitenlandse Zaken (de onlangs overleden Chris van der Klaauw) of haar ambassadeur bij de Heilige Stoel, zonder dat dit hier stof deed opwaaien.
Het mag waar zijn dat de historische betekenis van de zojuist overleden paus veel groter was dan die van zijn twee voorgangers, maar dat is een zaak waarover de Nederlandse regering niet heeft te beslissen. Bovendien: de meeste Nederlandse rooms-katholieken vinden waarschijnlijk de betekenis van hún voorganger, Johannes XXIII, nóg groter.
Is het rumoer die de beslissing van 2005 heeft veroorzaakt, hieraan toe te schrijven dat het rooms-katholieke volksdeel meer zelfvertrouwen heeft dan in 1978, toen het de beslissing gelaten over zich heen heeft laten gaan? Nu, in 1978 was dat volksdeel ook al aardig zelfbewust en mondig.
Des te merkwaardiger is het rumoer van vandaag omdat de overleden paus helemaal niet zo populair was bij de Nederlandse gelovigen. Iedereen herinnert zich de kille ontvangst die hem bij hen in 1985 te beurt viel. Nederland was in korte tijd van de trouwste tot de opstandigste kerkprovincie geworden.
Maar dat is een intern-katholieke controverse. Zodra buitenstaanders zich met de kerk of met haar hoofd gaan bemoeien, ontstaat er een solidariteit - nu rond een ook door Nederlandse rooms-katholieken gekritiseerde paus.
Het doet denken aan wat president Roosevelt eens zei van een Latijns-Amerikaanse dictator: ‘Het kan wel zijn dat hij een boef is, maar hij is onze boef’ of aan het apocriefe (?) graffito uit de oorlog: ‘Rotmoffen, blijf met je rotpoten van onze rotjoden af!’
Als koningin Wilhelmina zo'n beslissing zou hebben genomen als haar kleindochter deed, zou dit aan antipapistische gevoelens kunnen zijn toegeschreven (hoewel die in de Londense ballingschap sterk afgenomen zijn: haar eerste naoorlogse secretaresse was rooms-katholiek). Of Juliana in 1978 een belangrijke stem heeft gehad in het besluit niet naar Rome te gaan, is onbekend. Zij was sterk oecumenisch gezind, maar ook wars van alle pronk en praal, zoals die zich vorige week in Rome weer uitbundig tentoonstelde.
Haar dochter is weliswaar weer meer op traditie gesteld, maar van antipapisme kan zij toch niet beticht worden. Per slot van rekening heeft zij toegestemd in het huwelijk van haar zoon en troonopvolger met een rooms-katholieke. En bij de afscheidsdienst voor prins Claus was niet een dominee, maar de gewezen priester Huub Oosterhuis, wiens roomse herkomst speurbaar was in zijn preek, de belangrijkste spreker.
Maar wat ook de motieven van de beslissing mogen zijn geweest, gebleken is dat de kloof tussen rooms-katholieken en anderen in Nederland toch niet helemaal verdwenen is. Of het CDA, dat rooms-katholieken en protestanten verenigt, daar gevolgen van zal komen te voelen? Minister-president Balkenende moet ook met die mogelijkheid rekening hebben gehouden? Of niet?
Intellectueel gesproken, mag zo'n controverse verwelkomd worden, want zonder tegenstellingen geen discussie, ja geen democratie. Maar een bewindsman, ook een staatshoofd, heeft er meer belang bij ‘de boel bij elkaar te houden’. In dit licht verwondert de beslissing waarvoor Balkenende verantwoordelijk is.
Wie weet oefent paus Jan Paul II na zijn dood meer invloed op de gang van zaken in Nederland uit dan hij tijdens zijn leven deed.
NRC Handelsblad van 14-04-2005, pagina 9