Een radicale ideoloog
Enkele reacties op president Bush' inaugurele rede: dit is een ‘van God doordrenkte rede’, maar ‘we wonen op aarde, niet in de hemel’. Het was een ‘krachtige preek’, maar was ‘volledig gespeend van enige richtlijn omtrent wat die oproep tot vrijheid in de praktijk betekent’. Die ‘volstrekt utopische’ rede ‘verplicht Amerika ertoe meer te doen dan zijn hulpbronnen en macht het toelaten te doen’.
Nu, hier waren zeker Bush-haters aan het woord, die het nog steeds niet verkroppen konden dat Kerry de verkiezingen in november verloren heeft? Helemaal niet: dit waren de reacties van onberispelijke Republikeinen, oud-medewerkers van president Reagan, en één van Pat Buchanan, een bekend Republikeins heethoofd. Conservatieve, maar niet neoconservatieve geluiden.
Daar komt bij niet dat dit er iets toe doet dat ik het met die reacties eens ben. Bush' rede was zo niet van God, dan toch van idealisme doordrenkt hij zei het trouwens zelf in die rede, en hoed je wanneer idealisten aan de macht zijn. Zij kennen meestal hun grenzen niet, en het maakt niet uit of ze links of rechts zijn.
In Nederland wordt overigens idealisme doorgaans als een positieve eigenschap en als een links monopolie beschouwd. Welnu, hier hebben we te maken met een rechtse idealist. Niet minder dan veertig keer gebruikte hij in zijn rede het woord vrijheid, dat hij met tirannie contrasteerde, en denk niet dat dit fraseologie was. Hij meent het.
Wanneer hij dus zegt dat hij ‘de groei van democratische bewegingen en instellingen in elke natie en cultuur zal steunen, met als einddoel: het einde van tirannie’ en de dissidenten in door dictatoren geregeerde landen toeroept: ‘wanneer jullie opkomen voor jullie vrijheid, dan zullen we achter jullie staan’, dan doen we er goed aan ermee rekening te houden dat hij dit zal proberen te doen.
Maar dat betekent dan dat, zoals de conservatieve columnist (en voormalig speechwriter van president Nixon) William Safire zegt, ‘het de vrijheid van de mensheid is, en niet vrede, die voorrang krijgt’ in het Amerikaanse beleid. Als dat zo is, dan kunnen we inderdaad blij zijn dat er zelfs aan Amerika's macht grenzen zijn, zoals het Iraakse moeras waarin die vastgelopen is bewijst.
Blijkbaar is het echter nog niet tot iedereen doorgedrongen dat we in Bush met een ‘nationaal messiascomplex’ (aldus de historicus Walter Russell Mead) te maken hebben. Anders zou het Witte Huis het niet nodig hebben gevonden te laten weten dat Bush' rede geen wijziging van het Amerikaanse beleid betekent, op z'n hoogst een ‘scherpere definitie van zijn standpunten’.
Inderdaad: waarom zou hij een verandering in zijn beleid willen aanbrengen? Hij ziet in zijn klinkende verkiezingszege de legitimatie van zijn tot dusver gevoerde beleid - en van zijn standpunt uit terecht. Met een hem welgezind Congres en een Democratische partij die na haar nederlaag in opperste verwarring verkeert, hoeft hij voorlopig geen serieuze binnenlandse oppositie te vrezen. Voorlopig want na de tussentijdse verkiezingen van 2006, wanneer zijn partijgenoten zijn steun nog nodig hebben voor het winnen van zetels en baantjes, wordt hij wat de Amerikanen noemen een lame duck (wat gelijkgesteld kan worden met wat in de Nederlandse politiek ‘aangeschoten wild’ heet). De grondwet verbiedt immers een derde presidentiële ambtstermijn, dus voor de verkiezingen van 2008 heeft zijn partij Bush niet meer nodig, wat betekent dat hij tussen 2006 en 2008 vrijwel machteloos zal zijn.
Wil Bush dus iets van zijn visionaire doelen bereiken, dan zal hij dat in de komende twee jaar moeten doen. Hij heeft dus haast, en in zo'n situatie worden niet altijd verstandige en weloverwogen besluiten genomen. Maar Bush is, anders dan zijn vader, een ideoloog en een radicaal en in die zin allesbehalve een conservatief en heeft, zoals al eerder gebleken is, weinig geduld met het wikken en wegen van alle voors en tegens. Wat lijkt hij op de toevallig linkse radicalen die in de jaren '60 en '70 in Nederland de boventoon voerden. Gelukkig hadden die niet zoveel macht als Bush.
Na deze analyse, die ik graag voor een andere zou inruilen, lijkt de conclusie logisch dat het een wijs besluit van de Nederlandse regering was de troepen uit Irak terug te trekken. Welnu, dat zou een verkeerde conclusie zijn, en wel om de volgende redenen.
In de eerste plaats zijn die troepen niet naar Irak gestuurd om de Amerikanen en de Britten te plezieren (dat hun die Nederlandse steun welkom was, is een andere zaak), maar om in een deel van een land in chaos een minimum aan vrede, orde en rust te bewaren. Precies een missie die Nederland zich op het lijf geschreven acht.
Die taak van vredeshandhaving is nog niet afgelopen. Integendeel, alles wijst erop dat wanneer de troepen terugtrekken, de chaos in het desbetreffende gebied zal uitbreken. Nederland maakt zich dus schuldig aan het neerleggen van een taak die nog niet voltooid is. Met goed- of afkeuring van het Amerikaanse beleid heeft deze overweging niets te maken.
Maar lopen onze mensen in Irak niet steeds meer risico's? Een militaire missie is nooit zonder risico's. Wie die niet wil lopen, moet geen troepen sturen al is het voor een nog zo vreedzame missie. Terugtrekken van onze troepen om die reden doet denken aan het gevechtsrapport van een officier in de meidagen van 1940: ‘Toen naderde de vijand, toen werd er geschoten, toen werd het levensgevaarlijk, en toen besloten wij ons terug te trekken.’
Maar past die terugtrekking dan niet in een beleid zoals onlangs door oud-diplomaat Van Walsum bepleit: ‘wat meer EU en wat minder NAVO in het Nederlandse beleid doen’? Op zichzelf valt daar wel wat voor te zeggen, maar die terugtrekking zou geen fraaie entree zijn. De Fransen en Duitsers zullen immers denken: wie garandeert ons dat Nederland het bij een soortgelijke Europese missie niet ook zal laten afweten, voordat de taak is volbracht? Srebrenica zijn zij niet vergeten.
In elk geval is de timing van het besluit tot terugtrekking ongelukkig: net op een ogenblik dat Bush en zijn nieuwe minister van Buitenlandse Zaken verzoenende geluiden in de richting van Europa laten horen (die Frankrijk en Duitsland min of meer gereciproceerd hebben) en voordat beproefd is of die geluiden iets te betekenen hebben. Kortom, een voorbeeld van wat minister Bot maandag, in een rede voor zijn ambassadeurs, afkeurend noemde: de ‘verbinnenlandisering van de buitenlandse politiek’.
NRC Handelsblad van 27-01-2005, pagina 9