Een goed woord voor de analyse
‘Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het.’ Dit zijn de klassiek geworden regels waarmee Huizinga in 1935 zijn befaamde boek In de schaduwen van morgen begon. Het is misschien niet ongepast op de drempel van 2005 zeventig jaar later aan die regels te herinneren. Maar wat mij aan die regels heeft doen denken, is niet die drempel, maar het artikel van Warna Oosterbaan in de krant van 23 december, waarvan de aanhef luidt: ‘We worden overstroomd met meningen.’ Heel juist. Maar weten wij het?
Nu, na lezing van dat artikel zouden we het althans moeten weten. ‘Over alles en nog wat moet een mening worden geformuleerd’, maar ‘al die mensen die door elkaar heenpraten het levert vaak geen inzicht, maar eerder verwarring op.’ En dat zegt iemand die het kan weten, want Oosterbaan is chef van de Opiniepagina geweest.
Het wegvallen van de verzuiling ziet Oosterbaan als één van de oorzaken van dit verschijnsel. Daarna is de meningsvorming ‘persoonlijker, emotioneler geworden en ligt zij dichtbij de eigen belevingswereld’. Dit leidt dus ‘tot een persoonlijk, maar heel smal maatschappelijk debat’. De legio freelance opiniemakers, columnisten en talkshowgasten ‘opereren op persoonlijke titel’. Met andere woorden: zij vertegenwoordigen niemand, behalve zichzelf.
En als ze soms mochten denken dat ze met hun meningen de wereld kunnen veranderen, dan helpt Oosterbaan hen uit de droom: ‘De wereld verander je niet met een mening. Daar is meer voor nodig: een plan, medestanders, een beweging.’ Of, zo voeg ik daaraan toe, een partij, in elk geval een organisatie, maar daar willen de individualisten die de meeste opiniemakers zijn, doorgaans niets van weten.
Waar leidt dit verschijnsel toe? Oosterbaan zegt het nog eens: niet tot meer inzicht. ‘Integendeel, de persoonlijke toon die in veel commentaren doorklinkt, werkt polariserend, en het geïndividualiseerde perspectief van de meningsvorming vormt geen bijdrage aan het vinden van oplossingen.’ Dat de waarheid ontspringt aan de botsing der meningen, gaat dus niet meer op (als het ooit is opgegaan). Het tweede probleem dat Oosterbaan ziet ontstaan, is dat ‘meningen de plaats van de feiten gaan innemen. Klassieke journalistieke taken als beschrijving, analyse en verklaring gaan het verliezen van vlot geformuleerde meningen en opinies’ van individuen die ik herhaal het niets anders dan zichzelf vertegenwoordigen.
Van harte sluit ik mij aan bij Oosterbaans betoog (dat hier heel kort werd samengevat), hoewel ik mij hierdoor tot een ‘zeer zeldzame verschijning’ bestempel, als hoedanig Oosterbaan de opiniemaker ziet ‘die zich van harte aansluit bij den vorige spreker’. Welnu, dan ben ik maar een zeer zeldzame verschijning.
Maar iets anders is of ik niet, door mij van harte bij Oosterbaans betoog aan te sluiten, mijn eigen doodvonnis teken. Ik ben immers één van die opiniemakers die alleen maar zichzelf vertegenwoordigen en er prat op gaan geen spreekbuis te zijn van organisaties of belangen. Gelukkig (of helaas) kan niemand rechter in eigen zaak zijn en zijn er anderen die onder dat eventuele doodvonnis hun contraseign moeten zetten, wil het uitgevoerd worden.
Misschien biedt een kleine verfijning die ik op Oosterbaans betoog zou willen aanbrengen, mij uitstel van executie. Slechts tweemaal noemt Oosterbaan het woord analyse. Welnu, een mening kan zich ook beperken tot de analyse, het aan de lezer overlatende daar zijn conclusies uit te trekken. De analyse dient aldus tot voorbereiding tot de meningsvorming, is er dus zelf geen deel van.
Te zeggen dat de analyse objectief is en de mening per se niet, gaat te ver. Immers, volstrekte objectiviteit bestaat niet. Ook de koelste analyticus is geen onbeschreven blad. Ook hij is, bewust of niet, het product van een omgeving, een denkwereld. Noodzakelijkerwijs beïnvloeden die ook zijn analyse. Een analyse is dan ook niet onbespreekbaar. Er kunnen andere analyses tegenover staan.
Maar wat de analyse onderscheidt van de mening sec, is dat de laatste niet objectief wil, ja niet objectief kan zijn. Een objectieve mening is een contradictio in terminis, een innerlijke tegenspraak. Een mening schrijft een norm voor dit moeten we doen of juist niet doen, terwijl uit de analyse op z'n hoogst een norm afgeleid kan worden, liefst door anderen dan door de analyticus zelf.
Dat wil niet zeggen dat de analyticus geen mening mag hebben of zelfs uiten. Dat mag hij, maar hoeft hij niet. En als hij geen mening uit over het door hem geanalyseerde onderwerp, dan doet dat niets af aan de waarde van zijn analyse. Maar in elk geval dient de analyse vooraf te gaan aan de mening. Ja, daarin ligt de eigenlijke taak van het medium, die prioriteit dient te hebben boven de wens platform te zijn voor een baaierd van meningen, die vaak nauwelijks op een analyse berusten. Werd vroeger van een krant gezegd: le journal c'est un monsieur (waarmee niet bedoeld werd: de krant is een heer, maar: de krant is maar één meneer), nu is het eerder: le journal c'est une multitude de messieurs (et de dames). Wat hier gezegd is, is niet in tegenspraak met Oosterbaans betoog. Ook hij vindt het jammer dat de analyse het gaat verliezen van ‘vlot geformuleerde meningen en opinies’.
De analyticus heeft het dan ook niet gemakkelijk in een van meningen doordrenkte samenleving. In ons moraliserend land ook wel domineesland genoemd heeft hij het trouwens nooit gemakkelijk gehad. Een typisch voorbeeld van het bij ons gebruikelijke vermengen van mening en analyse herinner ik me uit eind jaren '70, begin jaren '80: tegen een strategische analyse van de deskundige H.J. Neuman had een militaire specialist van het CDA zelf een oud-marineman! als belangrijkste bezwaar dat zij zo weinig bevlogen was. Een analyse die bevlogen is, is geen analyse.
Vaak hoort de analyticus naar aanleiding van zijn analyse de vraag: ‘Maar wat vind jij er zelf van?’ Hier wordt hem dus naar zijn mening gevraagd. Het enig juiste antwoord dat daarop gegeven kan worden is: ‘Omdat ik alleen maar mezelf vertegenwoordig, is mijn mening, als ik die mocht hebben, volstrekt oninteressant. Het gaat in de allereerste plaats om mijn analyse. Is die juist of niet? Zo ja, dan zien we verder wat ons te doen staat.’
NRC Handelsblad van 30-12-2004, pagina 7