Slagen in de lucht
Telkens wanneer ik in een beschouwing lees: ‘Europa moet...’, krijg ik de neiging het artikel verder ongelezen te laten; en wanneer die woorden in de kop boven het artikel staan, wordt mij al dadelijk de prikkel ontnomen het te lezen. Waarom? Omdat de schrijver zich richt tot een politieke eenheid die niet bestaat.
De analyse die aan die conclusie: ‘Europa moet...’ voorafgaat, kan nog zo goed zijn, zolang de Europese Unie want die wordt met ‘Europa’ bedoeld geen gemeenschappelijke buitenlandse politiek heeft, is die conclusie een slag in de lucht. Laat de schrijver eerst komen met aanbevelingen hoe die politieke eenheid te bereiken is, denk ik dan.
Met de aanbeveling: ‘Nederland moet...’ heb ik meer geduld. Nederland immers is wél een politieke eenheid en kan, theoretisch althans, zijn politiek de door de schrijver gewenste koers geven. Theoretisch, want zoals minister Bot in zijn memorie van toelichting zegt: ‘In de samenleving zal er begrip voor moeten bestaan dat de mogelijkheden tot optreden voor de Nederlandse overheid in andere landen niet onbegrensd zijn.’
De kreet: ‘Europa moet...’ wordt meestal aangeheven door publicisten die geëxaspereerd zijn door het internationale beleid van Bush' beleid een beleid dat hij, naar te verwachten valt, na zijn verkiezingsoverwinning met des te meer kracht zal voortzetten. Die exasperatie is niet onbegrijpelijk. Immers, terwijl vóór 2 november velen in Europa de hoop koesterden dat er, na een overwinning van Kerry, tenminste weer met de Amerikanen te praten zou zijn, moeten zij nu de werkelijkheid onder ogen zien van een steeds wijder wordende kloof tussen Amerika en Europa.
Zoiets vraagt natuurlijk om bezinning. Niet langer voldoen zoethouders en fopspenen. Is het werkelijk waar dat, zoals minister Bot in The Wall Street Journal van 18 november schreef, wanneer de Amerikanen spreken over de behoefte ‘om de strategische context te veranderen’ en de Europeanen over ‘bouwen aan internationale vrede, veiligheid en welvaart’, dit ‘andere bewoordingen zijn voor een visie die ons verbindt’?
Nee, dan ben ik het eerder eens met wat Jonathan Steele in The Guardian van 8 november schreef: ‘Wat Amerikanen met Europeanen delen zijn niet waarden, maar instellingen.’ Aan weerszijden van de Atlantische Oceaan wordt de trias politica, basis van de democratie, gehonoreerd, maar de ‘maatschappelijke en morele waarden’ van, althans de meerderheid van de Amerikanen, ‘verschillen reusachtig van de waarden waardoor de meeste Europeanen worden geleid’. Na Bush' herverkiezing moeten we ons daarover geen illusies meer maken.
Ik zet dan ook een dik vraagteken achter een andere uitspraak van Bot in de WSJ: ‘Europeanen zien de VS als een waardevolle vriend en betrouwbare partner.’ We mogen dit betreuren of toejuichen: globaal genomen is dit niet zo. In West-Europa zelfs in Engeland denkt een meerderheid daar anders over. In Oost-Europa daarentegen wordt Amerika nog als de enige beschermer tegen mogelijke Russische expansie gezien.
Daarmee wordt al onmiddellijk Jonathan Steeles conclusie, dat Europa een eind moet maken aan de NAVO, naar het rijk der illusies verwezen. Dat zal niet gebeuren. Zeker, het is waar dat, zoals Steele zegt, Amerika's kernwapens ons niet beschermen tegen terroristen en schurkenstaten; dat de NAVO Amerika een droit de regard over Europa geeft; ja, dat zij een beletsel is voor de vorming van een Europese strijdmacht, waarzonder politieke integratie zinloos blijft maar zelfs president Chirac durft de door Steele aanbevolen aanbeveling niet te volgen, hoewel ze niet van alle logica gespeend is.
Kortom, als het waar is dat volken alleen dán zich vrijwillig met elkaar verenigen wanneer zij een gemeenschappelijke tegenstander hebben, dan heeft Bush' overwinning een bijna ideale voorwaarde voor Europa's politieke eenheid geschapen. Maar het is kennelijk geen voldoende voorwaarde. De inter-Europese verschillen (in belang en inzicht) zijn blijkbaar groter dan de behoefte aan eenheid.
Of zou die eenheid misschien tot stand kunnen komen op de manier zoals die verwoord wordt in grote letters op een muur van een tentoonstelling die, in opdracht van het Nederlandse voorzitterschap, in een circustent op het Brusselse Schumanplein werd gearrangeerd? Die woorden luiden:
‘De naties van Europa zouden tot de superstaat geleid moeten worden zonder dat de mensen begrijpen wat er gebeurt. Dit kan in opeenvolgende stappen worden bereikt, waarbij elke stap verhuld wordt als een stap naar een economisch doel, maar op den duur en onomkeerbaar zal leiden tot een federatie.’
Die woorden stonden toegeschreven aan Jean Monnet, een van de vaders van de Europese eenheid. Maar nadat in de Financial Times van 18 november twijfel was geuit over de authenticiteit van die tekst, heeft de architect Rem Koolhaas, organisator van die tentoonstelling, in de FT van 23 november bekend dat het een ‘verzinsel’ is, nergens in Monnets geschriften te vinden. ‘We hadden moeten weten dat hij zich nooit zo bot zou hebben uitgelaten.’
Een ruiterlijke bekentenis. Maar daarmee is de kous niet helemaal af. Is bij niemand ooit de vraag gerezen of die woorden ze mogen dan al of niet van Monnet zijn het beleid van de regering weergeven die de tentoonstelling sponsorde? Ook niet bij staatssecretaris Nicolaï, die haar indertijd opende?
De onbevangen bezoeker van de tentoonstelling die deze woorden las, moet toch op z'n minst gedacht hebben dat de Nederlandse regering de half-marxistische, half-machiavellistische gedachte die eruit spreekt, toegedaan is, en eveneens een Europese superstaat als een einddoel van haar beleid ziet? Als dat zo is, dan heeft ze dat nooit met zoveel woorden in eigen land verklaard. Waarom dan wel in Brussel? Zonder verantwoordelijkheid is zij hier niet helemaal.
Overigens heeft de geschiedenis van de laatste decennia de theorie die in die tekst verwoord is, gelogenstraft: een politieke eenheid ontstaat niet automatisch en als 't ware via een achterdeur uit economische integratie. Daar komen onweeg- en onmeetbare factoren bij kijken, zoals emoties, tradities, vooroordelen, geschiedenis, die bij een economische integratie nauwelijks een rol spelen.
In een interview met het tijdschrift Europa in beweging ziet minister Veerman van Landbouw dat in elk geval anders (ook anders dan zijn collega's in het kabinet?). Over een Europese politieke unie zegt hij: ‘Daar zie je nu helemaal niets van terechtkomen. Economisch zijn we een reus, maar politiek zijn we een dwerg gebleven. En dat proces wordt niet omgekeerd.’ Ergo: ‘Europa moet...’ is een loze kreet.
NRC Handelsblad van 25-11-2004, pagina 9