Op zoek naar een reden van bestaan
‘Achter gesloten deuren verafschuwt een groot deel van Europa's politieke klasse president Bush en alles waar hij voor staat, en dat is volgens hen het gebruiken van de macht van supermogendheid zonder respect voor rechtsregels, internationale verdragen en de meningen van bondgenoten.’ Deze ongetwijfeld juiste constatering van The Economist is des te opmerkelijker omdat dit Britse weekblad tot voor kort Bush, vooral inzake Irak, verdedigd heeft.
Moeten we onder die politieke klasse ook Jaap de Hoop Scheffer, de nieuwe secretaris-generaal van de NAVO, rekenen? Het antwoord op deze vraag zou bevestigend moeten luiden, als wij de correspondente van de The New York Times zouden moeten geloven die onlangs een gesprek met hem had en daarvan verslag deed in haar krant (overgenomen door de International Herald Tribune van 3 juli).
In dit verslag vermeldt zij dat De Hoop Scheffer ‘de regering-Bush scherp kritiseerde omdat deze, volgens hem, de NAVO als bondgenootschap in de steek liet en voornamelijk gebruikte wanneer dat Washingtons belangen gelegen kwam’ (let wel: dit zijn de woorden van de correspondente, niet van De Hoop Scheffer). Toen dit verslag in de krant verschenen was, moet De Hoop Scheffer danig geschrokken zijn, want hij liet onmiddellijk weten ‘dit niet gezegd’ te hebben en dat het artikel zijn gesprek met de correspondente niet weerspiegelde (zoals op 5 juli in onze krant vermeld werd).
We moeten hem natuurlijk op zijn woord geloven, al kunnen we het met Christopher Preble van het Cato Research Institute in Washington (geciteerd in het Reformatorisch Dagblad van 10 juli) eens zijn wanneer hij zegt: ‘Niet zo slim van de secretaris-generaal om nog eens op die kwestie terug te komen. Nu krijgt zijn kritiek extra aandacht.’
Preble gaat er dus vanuit dat De Hoop Scheffer in dat gesprek wel degelijk kritiek heeft geoefend op Washingtons beleid ten opzichte van de NAVO. Inderdaad valt moeilijk aan te nemen dat een medewerkster van zo'n gerenommeerd blad als de NYT dit verslag helemaal uit haar duim gezogen heeft vooral waar het de passages betreft waarin De Hoop Scheffer letterlijk geciteerd wordt.
Eén van die passages laat hem kennelijk zinspelen op een uitspraak van minister van Defensie Rumsfeld: ‘Het gaat bij de conflicten in de 21ste eeuw niet meer om unaniem optreden van de NAVO, zoals in het verleden. De missie zoals wij die definiëren zal voortaan de coalitie bepalen die wij zoeken.’
Hierop zou De Hoop Scheffer hebben geantwoord (aldus geciteerd in de NYT): ‘Als de missie de coalitie bepaalt, dan heb je de NAVO niet nodig. Je zult dan zien dat de Europeanen elkaar in de armen vallen’ (het schrikbeeld van de echte atlantici, zoals De Hoop Scheffer er altijd een geweest is).
Of De Hoop Scheffer dit inderdaad zo gezegd heeft, moet na zijn overigens niet erg gedetailleerde désaveu kwestieus blijven, maar wát er staat, c.q. wat hem daar in de mond gelegd is, is op zichzelf onbetwistbaar waar: als Washington zich de vrijheid voorbehoudt zelf uit te maken wanneer het al dan niet een beroep zal doen op de NAVO of op afzonderlijke bondgenoten, dan komt dat neer op het eind van de NAVO.
Dit zou natuurlijk De Hoop Scheffer, niet als overtuigd atlanticus maar ook als secretaris-generaal van de NAVO, ernstige zorgen moeten baren. Het zou niet verwonderlijk zijn als hij in een gesprek met een Amerikaanse journaliste uiting zou hebben gegeven aan die zorgen. (Of het verstandig zou zijn geweest dat te doen, en daarna te herroepen, is een heel andere vraag.)
Het is waar dat, nu de Amerikanen in Irak in een moeras zijn terechtgekomen, zij een toontje lager zijn gaan zingen. Zij zijn tot de ontdekking gekomen dat zij het toch niet altijd en overal zonder de hulp van bondgenoten af kunnen. In Irak hebben zij zichzelf nu in de positie van vragende partij gemanoeuvreerd zonder veel succes overigens.
Te verwonderlijker daarom dat, zoals de NYT in hetzelfde bericht wist te melden, Bush in een persoonlijk gesprek dat hij vóór de NAVO-top in Istanbul met De Hoop Scheffer had, met geen woord gerept zou hebben van zijn besluit om de soevereiniteitsoverdracht aan een Iraakse regering met twee dagen te vervroegen. Bush zou hem dit pas daags daarna, kort voor de formele vergadering van de top, verteld hebben. En dat terwijl hij de NAVO graag verantwoordelijkheden in Irak zag overnemen!
Kortom, De Hoop Scheffer mag dan misschien niet gezegd hebben wat de NYT rapporteerde, hij moet een lange weg zijn gegaan sinds hij, vijftien maanden geleden, nog als minister van Buitenlandse Zaken, in deze krant schreef dat de NAVO ‘een reële noodzaak van internationale samenwerking’ weerspiegelde en ‘daarom niet in scherven’ lag (dat daarom was overigens een non sequitur: het een volgt niet noodzakelijk uit het ander). ‘Het gaat om barsten, niet om breuken’, schreef hij toen. Hoe zou hij de crisis nu beschrijven?
Maar voor paniek is nog geen reden: een internationale organisatie sterft minder snel dan zij wordt opgericht, maar als zij zichzelf overleefd heeft, wordt zij irrelevant. Heeft de NAVO zichzelf overleefd? Haar reden van bestaan de Koude Oorlog heeft zij in elk geval overleefd, maar een andere, voor iedereen overtuigende reden van bestaan heeft zij nog niet gevonden. Eén ding is zeker: als zij niet bestond, zou ze nu niet opgericht kunnen worden.
Dit is niet het gevolg van de politiek van de huidige Amerikaanse regering. Al na de val van de Muur in 1989, en zeker na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991, was het duidelijk dat de NAVO haar taak had volbracht en dat, als de bondgenoten geen andere taak voor haar zouden vinden, Amerika en Europa onvermijdelijk uiteen zouden drijven.
President Clinton, naar wie iedere Europeaan nu heimwee schijnt te hebben, heeft dit laatste weten te maskeren, maar meer ook niet. Een president Kerry zal met dezelfde verandering van de basisgegevens in de Amerikaans-Europese verhouding te maken hebben.
NRC Handelsblad van 22-07-2004, pagina 7