Srebrenica en Irak
Voorspellen is gevaarlijk vooral als het de toekomst betreft. Zo luidt een langzamerhand wat afgezaagde grap. De weinige keren dat ik er mij in deze rubriek aan gewaagd heb, gaven mij geen aanleiding tot triomfalisme. Weinig spijt heb ik evenwel van de woorden die ik hier op 20 maart 2003, een paar dagen na het uitbreken van de oorlog in Irak, schreef: ‘[...] de gevolgen van een oorlog, die op zichzelf al erg genoeg zal zijn, zullen nog erger zijn: toeneming van terrorisme, verdere destabilisatie van het Midden-Oosten, zo niet van de wereld.’
Daar staat tegenover dat ik in hetzelfde artikel die oorlog rechtvaardigde niet omdat hij het einde van Saddam Hussein zou betekenen en nog minder omdat ik geloofde dat de democratie dan haar intrede in Irak zou doen, maar omdat ik geloof hechtte aan de verzekering dat er nog massavernietigingswapens waren waarmee Saddam zijn omgeving kon bedreigen. Nu, van dat geloof heb ik wél spijt. Maar intussen zijn de zegevierende Amerikanen in Irak in een - gedeeltelijk door henzelf veroorzaakte - chaos terechtgekomen, waarvan ik me veertien maanden geleden zelfs geen voorstelling kon maken. Saddam Hussein is weliswaar gepakt, maar de massavernietigingswapens zijn niet gevonden, en de Amerikaanse verwachtingen dat Irak een oase van democratie en mensenrechten zou worden, zijn illusies gebleken niet in de laatste plaats door optreden van de Amerikanen zelf.
Op het ogenblik ziet het ernaar uit dat de toestand alleen maar chaotischer wordt en gevaarlijker voor de troepen die in Irak gelegerd zijn. Zelfs in het shi'itische zuiden, waar het, onder Britse bezetting, lange tijd rustig was, begint het gevaarlijk te worden. Daar liggen ook de Nederlandse militairen, van wie er één onlangs is gesneuveld.
Daardoor is het debat over de vraag of de presentie van die Nederlandse troepen moet worden verlengd, nog minder academisch geworden dan het al was. De argumenten voor en tegen verlenging wegen ongeveer tegen elkaar op. Zelf hecht ik waarde aan het bezonken oordeel van de man van de praktijk die Max van der Stoel, oud-minister van Buitenlandse Zaken, is. Hij achtte het in de Volkskrant van 14 mei ‘onjuist nu onze troepen terug te trekken’ - een ander standpunt dus dan zijn partij, de PvdA, inneemt.
Merkwaardig evenwel is het dat noch de voor- noch de tegenstanders van terugtrekking een argument bezigen dat voor mij bijna doorslaggevend is. Dat argument heet: Srebrenica. Hier hebben de Nederlandse troepen, die gekomen waren om de plaatselijke bevolking te beschermen, niet bepaald een heldhaftige rol gespeeld. Onder hun ogen, zo niet met hun medewerking, is een groot deel van de manlijke bevolking door de Serviërs weggevoerd om afgeslacht te worden.
Nu weet ik dat er argumenten waren voor dit Nederlandse optreden (of het gebrek daaraan), en ook weet ik dat de niet-Nederlandse superieuren ook boter op hun hoofd hebben in deze zaak. Maar dat neemt niet weg dat er een smet is gekomen op Nederlands naam in het buitenland. De reputatie weg te lopen wanneer gevaar dreigt, raken we niet zo gauw kwijt. Of die reputatie verdiend of onverdiend is, doet er niet veel toe.
In Nederland zelf bestaat algemeen de indruk dat we onze morele schuld hebben afgelost door de vele onderzoeken die naar Srebrenica zijn ingesteld - meer in het bijzonder het onderzoek van het
NIOD, dat, de bijlagen meegerekend, 4.329 bladzijden beslaat - en door het aftreden (zonder dat daar overigens een staatsrechtelijke noodzaak toe bestond) van het kabinet-Kok. In het buitenland evenwel heeft dit weinig indruk gemaakt. Geregeld duikt in de buitenlandse pers - onlangs nog in Der Spiegel - de foto weer op waarop men overste Karremans met generaal Mladic het glas ziet heffen. Nederland mag Srebrenica hebben vergeten, anderen niet.
Als Nederland nu zou besluiten om, nu het ook gevaarlijk wordt in Zuid-Irak, zijn troepen terug te trekken, zou het opnieuw voedsel geven aan de reputatie die het na Srebrenica heeft gekregen - ondanks alle goede argumenten die daartegen in het veld kunnen worden gebracht. Die overtuigen helaas niemand, behalve de eigen parochie, waarvan een groot deel de voorkeur aan terugtrekking geeft.
Het is een paradox dat de partijen die eerder een ethisch buitenlands beleid voorstaan, over het algemeen voorstander zijn van terugtrekking. Begrijpen ze dan niet dat, wanneer Nederland weer eens een lans zou willen breken voor een ethische aanpak in de internationale politiek, dit op hoongelach zou worden onthaald? Wie de reputatie heeft geen risico's te willen lopen, komt niet ver. Voor een dubbeltje op de eerste rij te willen zitten, is dan nog het mildste verwijt.
Omgekeerd zouden voorstanders van een meer realistisch beleid een heel goed betoog kunnen houden ten gunste van terugtrekking; wij achten het niet in het nationale belang onze troepen aan grote gevaren bloot te stellen. Weliswaar zou dat betoog evenmin veel bijdragen aan de reputatie - laat staan de invloed - van Nederland in de wereld, maar het zou Nederland tenminste het verwijt van schijnheiligheid besparen.
Andere landen - of ze al dan niet troepen in Irak gelegerd hebben - dragen niet de smet van Srebrenica. Het is een last die alleen Nederland draagt. Die last wordt alleen maar groter als het weigert risico's in Irak te blijven aanvaarden. Zouden er in Irak meer Nederlandse slachtoffers vallen dan die ene gesneuvelde, dan is dat niet alleen het risico van het vak van soldaat, maar zou ook meteen de ‘schuld’ van Srebrenica zijn goedgemaakt en zou Nederland de wereld weer recht in de ogen kunnen zien.
NRC Handelsblad van 27-05-2004, pagina 7