Beeld machtiger dan het woord
In januari van dit jaar kreeg een Amerikaanse soldaat in Irak foto's onder ogen van de mishandelingen van Iraakse gevangenen door hun Amerikaanse bewakers. Hij was zo geschokt, dat hij het zijn superieuren meldde. Hierop werd onmiddellijk een onderzoek ingesteld, dat uitmondde in een rapport dat sprak van ‘sadistische, openlijke en moedwillige misstanden van criminele aard’.
Dit rapport werd eerst geheimgehouden, maar details lekten uit, zonder overigens veel opschudding te verwekken. Het rapport vermeldde ook dat er foto's en video's van die ‘misstanden’ waren, maar dat deze wegens hun ‘buitengewoon gevoelige aard’ niet bijgesloten waren. Natuurlijk lekten die ook na enige tijd uit, en toen gingen de poppen pas goed aan het dansen.
Dit bewijst hoeveel groter invloed het beeld heeft dan het geschreven woord. Kranten weten daar al jaren van mee te spreken, maar dat het beeld ook regeringen aan het wankelen kan brengen, is vrij nieuw.
Hoewel: het beeld van het naakte Vietnamese meisje dat haar door napalm getroffen dorp ontvluchtte, heeft al bijna veertig jaar geleden machtig bijgedragen aan de omslag in de Amerikaanse openbare mening. Na een paar jaar liet Amerika Vietnam in communistische handen.
Nu kon de uitwerking van het beeld van dat Vietnamese meisje nog gerelativeerd worden met de verklaring dat in een oorlog zulke betreurenswaardige dingen nu eenmaal gebeuren. Zo'n excuus is veel moeilijker te vinden voor de beelden uit de Iraakse gevangenis, want hier is, zoals het Amerikaanse rapport zelf zegt, sprake van sadisme en moedwil, mishandelingen waar de bedrijvers zelf kennelijk plezier aan beleefden.
Waarom lieten zij zich met zoveel plezier fotografen bij het plegen van hun misdrijven? Dat kan moeilijk anders verklaard worden dan uit het feit dat ze niet bang waren voor ontdekking van die misdrijven; dat, zo zij niet al handelden in opdracht van hun superieuren, zij zich door hen gedekt wisten. Ook de Duitse soldaten die foto's van moorden op joden in Polen en Rusland naar de familie thuis stuurden, wisten zich gedekt.
Van de historicus-filosoof lord Acton (1834-1902) is de vermaarde uitspraak: ‘Power tends to corrupt, and absolute power corrupts absolutely.’ Dit geldt zelfs op microniveau, bij ontgroeningen bijvoorbeeld. Toen de herinnering aan het echte Dachau nog bij velen vers was, verlustigden Amsterdamse studenten zich in 1962 in het ‘Dachautje spelen’ met groenen, waarvan een foto weer een foto! opschudding veroorzaakte, en ook toen waren er goedpraters. In wezen, zij het niet in mate, was dit, als uiting van machtswellust, niet verschillend van wat in Baddad gebeurde.
De uitwerking van de beelden uit Irak op de openbare mening in Europa om van die in de Arabische wereld niet te spreken is natuurlijk catastrofaal voor Amerika, dat, nu er geen massavernietingswapens in Irak zijn gevonden en niets is gebleken van een band tussen Saddam Hussein en Osama bin Landen, zichzelf nu de laatste rechtvaardiging voor de oorlog in Irak, nl. de invoering van democratie en mensenrechten, uit handen heeft geslagen.
De vraag is of die uitwerking in Amerika even groot zal zijn. Wie zelf slachtoffer is geweest van een moorddadige aanslag, in dit geval: die van 11 september 2001, zal gauwer geneigd zijn buitensporige reacties te vergoelijken dan degeen die ongedeerd is gebleven. Ook kan de algemene weerzin die die Amerikaanse wandaden in de wereld hebben gewekt, het averechtse gevolg hebben dat de meerderheid van de Amerikanen zich nu juist om hun president schaart.
Dat zou dan geen typisch Amerikaanse reactie zijn. Elk volk heeft de neiging eigen wandaden eerst geheim te houden, dan te ontkennen en ten slotte te bagatelliseren. In elk geval wekt buitenlandse bemoeienis ressentiment: bemoei je met je eigen zaken, we zullen onze rotzooi wel zelf opknappen. Ook Nederland is, toen de verhalen over excessen van zijn troepen in Indonesië loskwamen, niet van zulke menselijke reacties vrij geweest.
In Amerika zullen in een verkiezingsjaar zulke reacties, naar verwacht kan worden, nog een scherpere toon krijgen. Het is zeer de vraag of de Democratische kandidaat de zaak van de Bagdadse wandaden als verkiezingsthema zal durven opspelen. John Kerry zou makkelijk van deloyaliteit in oorlogstijd beticht kunnen worden of van heulen met de vijanden van Amerika. Als iemand die in Europa is opgevoed en nog erger! goed Frans spreekt, is hij toch al kwetsbaar.
Al met al zijn tijd en atmosfeer niet gunstig voor een niets en niemand ontziend onderzoek naar de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor wat er in Bagdad gebeurd is. Het leger heeft, zoals altijd en overal, de neiging om, wanneer het mikpunt van kritiek is, de rijen te sluiten (hoewel niet noodzakelijkerwijs achter zijn minister). In een verkiezingsjaar geldt dit ook voor de politiek. Er moet nog heel wat meer en ergers bekend worden, voordat president Bush zijn minister van Defensie laat vallen. Tot nog toe staan zeven van de tien Amerikanen achter Rumsfeld.
Intussen kan zelfs de meest fervente atlanticus niet ontkennen dat ook de stemming tussen Amerika en Europa, zo niet op regeringsniveau dan toch in de openbare mening een stemming die toch al een dieptepunt had bereikt nog lange tijd de negatieve invloed zal ondervinden van wat in Bagdad gebeurd is. Als zelfs The Economist, het Britse weekblad dat Amerika door dik en dun gesteund heeft in zijn oorlog in Irak, spreekt van Amerikaanse ‘hypocrisie’ en ‘arrogante eigenmachtigheid’ (‘we'll decide’ arrogance), dan weten we hoe de vlag erbij hangt.
Met één mogelijkheid moet nog rekening gehouden worden: die vernederingen en martelingen van Iraakse gevangenen dienden om waardevolle informatie van hen los te krijgen, en de foto's en video's waren in de eerste plaats bedoeld om andere gevangenen week te maken. Als rechtvaardiging van die praktijk wordt het voorbeeld van een in de Filippijnen gepakte, Arabische terrorist genoemd, wiens op die manier verkregen informatie heeft voorkomen dat een aantal vliegtuigen werd gekaapt en à la 11 september 2001 gebruikt.
Dit is het debat over het geringere kwaad dat nodig zou zijn om het grotere kwaad te voorkomen een debat waarin wel nooit eenstemmigheid zal worden bereikt en daarom, hoewel nodig, evenmin bijzonder geschikt lijkt om de kloof tussen Amerika en de rest van de wereld te dichten.
NRC Handelsblad van 13-05-2004, pagina 9