Erger dan Vietnam
Historische parallellen zijn verleidelijk, maar kloppen bijna nooit. Zo is het verleidelijk het moeras waarin de Amerikanen in Irak dreigen te verzinken, te vergelijken met de oorlog die zij tussen 1962 en 1975 in Vietnam hebben gevoerd en die zij ten slotte hebben verloren. Die oorlog, die hun 58.000 doden heeft gekost, is hun nationale trauma geworden, en dat kan met de oorlog in Irak weer gebeuren.
Dat laatste klopt, maar daarmee houdt de parallel ook zo ongeveer op. In de eerste plaats werd de oorlog in Vietnam op een veel grotere schaal gevoerd. Op een goed ogenblik waren daar een half miljoen Amerikanen onder de wapenen, terwijl er in Irak op dit ogenblik nog maar 150.000 man staan. Zeker, er zijn al on-geveer 700 Amerikanen gesneuveld, maar dat is ook nog maar een fractie van wat Vietnam Amerika gekost heeft aan mensenlevens.
In Vietnam vochten de Amerikanen tegen een concrete, zichtbare vijand: de staat Noord-Vietnam, waarmee per slot van rekening onderhandeld kon worden. In Irak is er geen staat meer - die is inderdaad verslagen - maar zijn er daarentegen legio vijanden, die aan geen centraal commando gehoorzamen (integendeel, onderling ook vaak elkaars vijanden zijn). Dat maakt het voor de Amerikanen des te moeilijker een overwinning te behalen.
Natuurlijk: beide oorlogen gingen uit van een misrekening: in Vietnam de misrekening dat Noord-Vietnam een satelliet was van China en de Sovjet-Unie. Weliswaar werd het door beide communistische mogendheden geholpen, maar in de eerste plaats waren deze toen al in onderlinge twist verwikkeld, en in de tweede plaats was China altijd Vietnams erfvijand geweest (in 1978/1979 zou er zelfs korte tijd een oorlog tussen beide woeden).
In Irak was het de Amerikaanse misrekening dat het volk de Amerikanen met gejuich zou ontvangen, blij van Saddam Hussein verlost te zijn, en dat vanuit een democratisch Irak de democratisering van het hele Midden-Oosten zou beginnen. Een andere misrekening, zo het niet een misleiding was, was dat Irak vol met massavernietigingswapens zat, waarmee het zijn omgeving kon bedreigen. Maar dit zijn allemaal bijna bijkomstige verschillen (en overeenkomsten) tussen Irak en Vietnam. Veel belangrijker is dat, historisch gezien, de Amerikaanse nederlaag in Vietnam niet heeft geleid tot een overwinning van het communistische blok (voor zover daar toen nog van gesproken kon worden). Integendeel, ongeveer vanaf 1975,toen de Amerikanen uit Vietnam wegtrokken, dateert juist de ondergang van het communisme als machtsfactor.
Immers, in 1979 viel de Sovjet-Unie Afghanistan binnen, een expeditie die machtig tot haar ondergang zou bijdragen. In 1980 begon in Polen de opstand van Solidarnosc tegen het communistische regime, dat na nog geen tien jaar de handdoek in de ring zou werpen. In 1985 zag de Sovjet-Unie, onder Gorbatsjov, dat zij radicaal van koers moest veranderen, wat leidde tot haar einde. Ondertussen begon het communistische China met zijn neokapitalistisch beleid. Natuurlijk was dit alles op het ogenblik van Amerika's nederlaag in Vietnam niet te voorzien, maar te geloven dat een eventuele nederlaag van Amerika in Irak eveneens gevolgd zou worden door een ondergang van het islamitisch terrorisme, zou toch wel van een heel primitief geloof in de kracht van historische parallellen getuigen.
Deze parallel gaat alleen al daarom niet op omdat de ondergang van het communisme en van de Sovjet-Unie niet zijn oorzaak vond in de Amerikaanse nederlaag in Vietnam, maar daar alleen in tijd een gevolg van was. Een Amerikaanse nederlaag in Irak zou, hoezeer ook het leedvermaak van velen wekkend, een grote overwinning van het terrorisme betekenen, dat niet alleen een vijand is van Amerika, maar van de hele westerse wereld.
Daarom alleen al kan zo'n nederlaag in niemands belang zijn. En wat Nederland in het bijzonder betreft: alleen in eigen ogen schoongewassen van de smet van Srebrenica, zou het zich wel tweemaal moeten bedenken alvorens zijn troepen uit Irak terug te trekken, zoals de PvdA wil.
Intussen ziet het er niet goed uit voor de Amerikanen in Irak. Gevraagd naar wat volgens hem het slechtst denkbare scenario in Irak is, antwoordt Simon Serfaty, analist van het Center for Strategic and International Studies in Washington, in De Standaard van 29 april:
‘De coalitie in Irak gaat steeds meer aan het wankelen. Alleen de VS sturen wat meer troepen, maar landen als Italië en Polen volgen het voorbeeld van Spanje en vertrekken. De VS en Groot-Brittannië staan er alleen voor, terwijl Irak de facto verteerd wordt door een burgeroorlog. Uiterlijk in 2006 wordt het moeras te diep en trekken we ons terug.
Dat komt dan neer op een compleet falen van de Amerikaanse macht, terwijl intussen de hele wereld zich verraden voelt. De VS voelen zich verraden door Europa en vice versa, de Irakezen voelen zich verraden door beiden. En intussen krijgt de algehele destabilisering van Irak spill-overs in het hele Midden-Oosten en Europa.’
En de Verenigde Naties dan? Die kunnen niet voor de veiligheid in Irak zorgen, althans niet zonder steun van een groot contingent Amerikanen, en die worden in Irak juist als de vijand beschouwd. Trouwens, de VN zelf worden in de islamitische wereld niet anders dan als een aanhangsel van de westerse wereld gezien, getuige het bombardement, zomer 2003, van hun hoofdkwartier in Bagdad. Moeten we dan al onze hoop vestigen op een president Kerry? ‘Maar wat zou Kerry komen vragen in Europa?’, vraagt Serfaty. ‘Om die dingen in Irak te doen die Bush jullie ook graag had zien doen.’ Het slechtst denkbare scenario is dus niet eens zo'n onrealistische optie.
NRC Handelsblad van 06-05-2004, pagina 9