Liberalisme en kapitalisme
‘De liberale democratie is het eerste politieke systeem dat niet zijn eigen ondergang voortbrengt.’ ‘Voor de socialisten beketent dit dat de grote strijd tegen het kapitalisme is gestreden.’ ‘Nu moeten de socialisten opereren binnen een historische en maatschappelijke logica die hun vijandig gezind is.’ ‘Nu staat het socialisme voor de keuze om op te houden te bestaan of liberaal te worden.’
Deze citaten, gelicht uit het artikel van de geschiedfilosoof Frank Ankersmit in de krant van 28/29 februari, doen misschien niet volledig recht aan het hele betoog van de Groninger hoogleraar, dat bijna een hele pagina beslaat, maar alsof om de juistheid ervan te bevestigen, spreekt het PvdA-Kamerlid Duivesteijn, eertijds rechterhand van de verslagen Melkert, in de Volkskrant van 2 maart van de ‘diepe depressie’ en de ‘ideologische leegte’ waarin links zich bevindt, en ‘nog steeds is er nauwelijks debat in de PvdA’.
Maar laten we Ankersmit weer het woord geven: ‘Een van de belangrijkste eigenaardigheden van onze huidige, postmoderne maatschappijen is dat die geen ruimte meer laten voor alternatieve maatschappijvisies’, zegt hij, vervolgens drie denkers aanroepend die ongeveer hetzelfde gezegd hebben.
Dit zijn de neomarxist Herbert Marcuse, wiens One-dimensial man (1964) in de jaren '60 bijna verplichte lectuur was; Francis Fukuyama, wiens The end of history? uit 1989 na de val van de Muur het gesprek van de dag was; en Alexis de Tocqueville, die, hoewel al bijna anderhalve eeuw dood, minder verouderd is dan de twee eerder genoemden.
Van Tocqueville zegt Ankersmit dat deze in het tweede deel van zijn De la démocratie en Amérique stelt ‘dat de liberale democratie het eigenaardige vermogen bezit om alle alternatieven voor zichzelf de verstikkingsdood te laten sterven’. In mijn exemplaar van dit boek heb ik zo'n passage niet terug kunnen vinden, maar ik geef toe: ik heb er slechts vluchtig doorheen gelezen.
Wat ik wél in dat tweede deel van Tocquevilles nog steeds actuele meesterwerk heb gevonden, is deze opmerking: ‘Tous les peuples de l'Amérique ont un état social démocratique’, wat vertaald zou kunnen worden als: ‘In heel Amerika heerst een sociale democratie.’ Elders in dit deel gebruikt Tocqueville deze uitdrukking nog een paar keer.
Een merkwaardige uitdrukking! Tocqueville schreef in de jaren '30 van de 19de eeuw, toen het begrip ‘sociaal-democratie’ nog nauwelijks in zwang was (‘socialisme’ wél). Tocqueville zet dan ook geen koppelteken tussen beide deelwoorden, waardoor het eigenlijk geen goed Frans is, wat ook merkwaardig is. Maar wat bedoelt Tocqueville ermee? Zeker niet dat Amerika sociaal-democratisch is. Hij licht de uitdrukking aldus toe: ‘Aangezien de maatschappelijke verhoudingen er democratisch zijn, heeft de democratie geen moeite haar heerschappij te vestigen.’ En: ‘De democratie is er langzamerhand doorgedrongen in de gebruiken, opvattingen en vormen; men vindt haar terug in alle details van het maatschappelijke leven, evenals in de wetten.’
Laat ik hier onmiddellijk aan toevoegen dat ik van deze ‘vondst’, die ik indirect aan Ankersmit te danken heb, niet melding maak bij wijze van oppositie tot zijn betoog, waar ik het in grote trekken wel eens mee ben, maar omdat ik haar te curieus vond om onvermeld te laten.
Wezenlijker, en wél direct betrekking hebbend op Ankersmits betoog, is de vraag of de liberale democratie inderdaad ‘het eerste politieke systeem is dat niet zijn eigen ondergang voortbrengt’, zoals hij stelt. De toekomst zal het uitwijzen, maar waarschuwde dezelfde Tocqueville niet in verscheidene hoofdstukken voor de ‘tirannie van de meerderheid’? En elke tirannie draagt de kiemen van haar ondergang in zich.
Ook mag ik er misschien aan herinneren dat een massabeweging als het fascisme waaronder ik ook, niet helemaal correct, het nationaal-socialisme laat vallen gebruik en misbruik heeft kunnen maken van de essentialia van de democratie (zoals verkiezingen en vrije pers) en van haar zwakheden. Zonder dit voorland is het fascisme ondenkbaar. Het is dus de vraag of het waar is dat de liberale democratie zo immuun is als Ankersmit stelt.
Andere stelling van Ankersmit: ‘...de grote strijd tegen het kapitalisme is gestreden’. In de rest van zijn artikel preciseert hij het begrip ‘kapitalisme’ door te spreken van het ‘liberale kapitalisme’, meestal van het ‘liberaal-kapitalisme’. Dat is verstandig, omdat er ook niet-liberaal kapitalisme bestaat, bijvoorbeeld dat hetwelk van Chili onder generaal Pinochet het welvarendste land van Latijns Amerika maakte.
Kapitalisme sec is geen politieke, maar een economische overtuiging, namelijk dat het in een samenleving aanwezige kapitaal het meeste opbrengt wanneer het in particuliere handen en onder particulier beheer blijft. Dat is een overtuiging die ook het liberalisme toegedaan is, maar dat voegt daar de voorwaarde van de democratische rechtsstaat aan toe.
Het is mogelijk dat ook het socialisme steeds meer naar deze overtuiging tendeert. Ankersmit noemt socialisten die ‘bereid zijn om heel wat liberaal water in de socialistische wijn te doen’, althans ‘het gegeven respecteren in de liberaal-kapitalistische orde te leven’, terwijl in het Britse Labour ‘de verkapte liberalen het heft zelfs helemaal in handen hebben genomen’.
Het is, zoals gezegd, mogelijk, maar even interessant is de vraag hoe de houding van het liberalisme tegenover het zegevierende kapitalisme zal zijn. Het kapitalisme zelf heeft namelijk geen enkel politiek of moreel beginsel. Het past zich aan alle omstandigheden aan. Zijn overlevingsvermogen is daardoor fenomenaal. Rebelleren de studenten ergens, zoals in de jaren '60, dan ziet het kapitalisme in hun alternatieve smaak en mode onmiddellijk een markt. Hetzelfde met porno of, voor hetzelfde geld, de God business in Amerika.
Wie daartegen is, zal het kapitalisme willen beteugelen, matigen, remmen. Zijn de liberalen daartoe bereid? Zo ja, dan kan dat moeilijk om andere dan morele redenen zijn. En als dat zo is, wat is dan de grondslag van die moraal? Het is misschien waar dat, zoals Ankersmit zegt, ‘je met ideologie tegenwoordig niet ver meer komt’, maar het zijn toch niet onwezenlijke vragen.
NRC Handelsblad van 04-03-2004, pagina 9