Aan de zijlijn geplaatst
Een land dat in zijn beleid tegenover het buitenland niet met één mond, maar met twee of meer monden spreekt, kan zijn invloed wel vergeten. Immers, waar moet dat buitenland rekening mee houden: met wat minister A of met wat minister B zegt? Gevolg is dat met geen van beide standpunten rekening wordt gehouden.
Dit nu is wat met Nederland dreigt te gebeuren, misschien al gebeurd is. Minister Bot van Buitenlandse Zaken en minister Zalm van Financiën zijn het duidelijk niet met elkaar eens over de wijze waarop Nederland zijn standpunten moet uitdragen. Duidelijk, omdat ze in de Kamer en in interviews openlijk hun twistgesprek voeren.
Let wel: in dit twistgesprek gaat het nog slechts over de wijze waarop Nederland zijn standpunten moet uitdragen. Over de standpunten zelf zijn ze het grosso modo eens. Het is dus meer een meningsverschil over tactiek dan over strategie, maar wanneer er een meningsverschil bestaat over de tactiek de wijze waarop het door de strategie bepaalde doel bereikt moet worden dan wordt dat doel nooit bereikt.
Het meningsverschil is uitgebroken na de crisis over het Europese Stabiliteitspact, nadat Frankrijk en Duitsland de regels ervan herhaaldelijk geschonden hadden en de vraag concreet werd of niet, volgens de regels, sancties op hen moesten worden toegepast. Zalm was de man van de harde lijn: met de vuist op tafel slaan, de pactschenders dreigend met een gang naar het Europese Hof. Ja, het woord ‘serieverkrachters’ is zelfs gevallen.
Hoewel Zalms tactiek geen succes had hij kreeg geen gekwalificeerde meerderheid achter zich verdedigt hij haar nog in een interview in Fem Business (3 januari). Hij lijkt het zelfs te betreuren dat Nederland over een halfjaar voorzitter van de Europese Unie wordt, want dan kan je niet zo gemakkelijk meer ‘lekker robuust zeggen: je kunt mijn rug op’. Dáár glorieert hij blijkbaar in. Of die tactiek ook succes heeft, kan hem blijkbaar minder schelen.
Reken maar dat deze ‘lekker’-tactiek op veel bijval bij het Nederlandse publiek kan rekenen. Minister van Buitenlandse Zaken Luns was nooit zo populair als in 1962, toen zijn politiek inzake Nieuw-Guinea op een capitulatie was uitgelopen: hij had toch maar de toenmalige groten der aarde in de eerste plaats de presidenten Kennedy en Soekarno lekker de waarheid gezegd. Dat Nederland een enorme nederlaag had geleden, was blijkbaar, in de ogen van dat publiek, van minder belang.
Daarom zal minister Bot, die een andere tactiek bepleit (zonder met Zalm over het strategisch doel van mening te verschillen), nog een harde dobber eraan hebben zijn lijn door te zetten: ‘Iets minder de stadsomroeper’, ‘iets minder de solist’, ‘iets meer geduld’, meer ‘souplesse en terughoudendheid’, ja soms liever ‘retireren dan een nederlaag lijden’ en vooral ‘goed nadenken over de wijze waarop onze standpunten worden uitgedragen’.
Kortom, ‘je moet zorgen niet alleen gelijk te hebben, maar ook gelijk te krijgen’. En dat laatste heeft ook Zalm niet gekregen. ‘Het gevolg dreigt dat de grotere lidstaten (van de EU) ons niet moeten hebben omdat we een te grote mond hebben, en de kleinere omdat ze zien dat je met een grote mond niets bereikt’, zegt Bot in de Volkskrant (27 december). En hij noemt als navolgenswaardig voorbeeld premier Juncker van Luxemburg, die ‘door handig manoeuvreren altijd zijn zin’ krijgt, terwijl ‘wij de laatste tijd aan de zijlijn geplaatst’ zijn.
Aan de zijlijn geplaatst! Dat is geen mals oordeel dat de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken daar velt over het beleid dat ‘de laatste tijd’ gevoerd is. Stilzwijgend oefent hij hier kritiek op zijn voorganger, en openlijk constateert hij dat iets waartegen zijn minister-president gewaarschuwd had, al gebeurd is. Balkenende zei immers tien dagen tevoren in de Tweede Kamer: ‘Als er één ding niet moet gebeuren, dan is het dat wij aan de zijlijn komen te staan.’
Is er, behalve een verschil van mening tussen Bot en Zalm over tactiek, ook een verschil in taxatie tussen Bot en Balkenende van Nederlands positie? Ook staatssecretaris Nicolaï deed in de Tweede Kamer een duit in het zakje: Nederlands positie is ‘waardevol’, want het is een ‘positie tussen groot en klein, tussen Europees en transatlantisch, tussen oud en nieuw’. Dus nergens? Hoe moet een waarnemer hier uit wijs worden? Hij kan moeilijk anders vaststellen dan dat er geen eenheid van beleid is.
Zeker, de minister van Buitenlandse Zaken is, zoals Bot met klem in de Kamer zei, ‘de coördinerend minister voor Europese samenwerking en Europees beleid’. Maar een coördinator bevindt zich altijd in de essentieel zwakke positie dat hij alleen kan proberen zijn collega's op één lijn te krijgen. Willen ze niet, dan is hij machteloos.
Zo kan het gebeuren dat Zalm zich niets hoeft aan te trekken van de tactiek die Bot verstandiger vindt. Maar erger is dat hij negeert dat de Economisch-Monetaire Unie, als welker waakhond het Stabiliteitspact bedoeld was te fungeren, meer dan een technische zaak is: zij is indertijd totstandgekomen, niet omdat er een monetaire behoefte, maar omdat er een politieke behoefte aan bestond.
Trouwens, monetair beleid behoort in beginsel ondergeschikt te zijn aan ‘politiek’ beleid. Dit is een beginsel dat in andere landen vanzelfsprekend is, maar in Nederland niet. Erfenis van ons koopmannelijk verleden? Geen wonder in elk geval dat Zalms partij aanhanger is van wat hij noemt de ‘wat hardere school’. Dat was de VVD in 1948 ook, toen zij een harde lijn in Indonesië propageerde. Wij kennen de gevolgen. (Tot goed begrip: geen enkel principeel bezwaar tegen de harde lijn, maar je moet er wel de middelen voor hebben.)
Intussen: zolang Nederland aan de zijlijn staat laat staan helemaal niet weet waar het eigenlijk staat is het ook voor andere dan de Europese lidstaten, zoals de Verenigde Staten (door Bot in de Kamer een ‘tweede thuishaven’ genoemd), een minder interessante partner.
NRC Handelsblad van 15-01-2004, pagina 7