Parijs uithongeren?
Wanneer een natie zich van een grondwet voorziet, dan wordt dit meestal als een mijlpaal in de nationale geschiedenis gezien. In de Nederlandse geschiedenis is 1848 nog steeds zo'n mijlpaal. Wanneer een groep van 25 naties voor een soortgelijke Sternstunde staat, dan zou je verwachten dat dit op z'n minst aanleiding zou geven tot felle discussies.
Maar niets daarvan. Althans in Nederland, waar de plicht straks te moeten beslissen over de Europese grondwet die een Conventie onder voorzitterschap van de Franse oud-president Giscard d'Estaing in anderhalf jaar uitgedokterd heeft, op algehele onverschilligheid, zo niet apathie, stuit. Zelfs in de Staten-Generaal, zoals vorige week is gebleken.
Vijftig jaar geleden was dat wel enigszins anders. Toen moest Nederland beslissen of het zou toetreden tot de Europese Defensiegemeenschap (EDG), waartoe zes regeringen kort tevoren hadden besloten. Ook dat was, acht jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, geen routinebeslissing. Als het debat daarover in Nederland, anders dan in Frankrijk, evenmin hoge golven sloeg, kwam dat voornamelijk doordat er hier vrijwel politieke consensus heerste ten gunste van die EDG.
Niettemin: er was debat. Oud-minister J.A. Jonkman, die toen voorzitter van de Eerste Kamer was, maakt in zijn memoires melding van zo'n discussie: ‘op een goed bezette bijeenkomst’ werd de inleider, ‘Nederlands parlementariër’ en voorstander van het verdrag, de vraag gesteld ‘wat zou gebeuren als bijv. Frankrijk zich niet mocht houden aan wat er overeengekomen was. Dan was er geen probleem, meende inleider: er zou immers een Europees leger zijn, en de Europese Gemeenschap zou dus zo nodig Parijs kunnen uithongeren.’
Voor de PvdA'er Jonkman, die overigens, met drie andere leden van de Eerste Kamer twee communisten en één christelijk-historisch tegen het verdrag zou stemmen, was het duidelijk dat de parlementariër die al een Europees leger naar Parijs zag oprukken, de werkelijkheid verlaten had. Maar zijn gebrek aan realiteitszin was wèl een toegegeven: extreem symptoom van het naïeve optimisme over Europa dat toen in Nederland heerste. (Overigens zou er van die EDG niets terechtkomen, omdat het Franse parlement zou weigeren het desbetreffende verdrag in behandeling te nemen.)
Maar terwijl het antwoord van de parlementariër, wiens naam de keurige Jonkman kuis onvermeld laat, verstoken was van elke realiteitszin, dat was niet het geval met de vraag die dat antwoord had uitgelokt; wat gebeurt er als een land, bijvoorbeeld Frankrijk, zich niet houdt aan wat overeengekomen is? Zo'n vraag mogen we nu, vijftig jaar later, ook stellen naar aanleiding van de Europese grondwet waarvan een concept nu ter tafel ligt.
Over de voors en tegens van dit concept kan uitvoerig gediscuteerd worden, en die discussie (die in Nedeland nauwelijks gehouden wordt) is ook erg belangrijk niet alleen uit juridisch en, meer in het bijzonder, staatsrechtelijk oogpunt, maar ook om politieke redenen. Het gaat per slot van rekening om niet minder dan de democratie in Europa, de verhouding tussen grote en kleine staten, en de doeltreffendheid en slagvaardigheid van Europees beleid.
Niettemin komt het op de uitvoering aan, en wat dat betreft kan de praktijk niet tot optimisme stemmen. Wanneer we zien hoe grote landen als Frankrijk en Duitsland het Stabiliteitspact, dat bedoeld is om het vertrouwen in de euro te schragen, naar hun hand te zetten een praktijk die van kleinere landen moeilijker gedoogd wordt, dan mogen we niet al te hoge verwachtingen koesteren van de werking van een Europese grondwet (die overigens nog door 25 regeringen en parlementen moet worden goedgekeurd).
Als dit stabiliteitspact ‘zomaar opzij wordt geveegd, hoe serieus moeten we die nieuwe Europese grondwet dan nemen?’, zo wordt Casper de Vries, hoogleraar monetaire economie aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit, in de Volkskrant van 1 juli geciteerd. Zijn er dan geen sancties op niet-naleving van dat verdrag? Jawel, maar ‘de makke is dat niemand politieagent wil spelen en de boeteregels serieus wil toepassen’. En welke sancties staan op niet-naleving van de grondwet? Parijs uithongeren?
Zelfs de fraaiste grondwet en dat is het onderhavige concept zeker niet blijft zonder werking als zij het product is van een luchtledig of slechts een studeerkamer. Zij behoort te zijn en is, in de nationale staten, gewoonlijk het resultaat van een cultuur, meer in het bijzonder: een politieke cultuur. Welnu, Europa kent vele politieke culturen zelfs die van Nederland en Vlaanderen zijn verschillend, die ieder hun uitleg zullen geven aan de Europese grondwet. De praktijk zal het finale oordeel over de grondwet welke dan ook vellen.
Intussen blijven sommige van de bedenkingen die Jonkman tegen het verdrag tot oprichting van de Europese Defensiegemeenschap in 1953/4 inbracht hij gaf de voorzittershamer aan een ander over om aan het debat in de Kamer te kunnen deelnemen nog na een halve eeuw actueel.
Zo citeerde hij de regering (-Drees), die had gezegd: ‘Ook waar het aan besef van saamhorigheid tussen sommige der partners’ in 1953 waren dat er nog naar zes! ‘het een en ander zou ontbreken, kan niettemin een enge gemeenschap van belangen bestaan.’ Jonkman voegt daaraan toe: ‘Ik ben bereid dit toe te geven, maar meent de regering dat een supranationaal gezag bij onvoldoend besef van saamhorigheid wel voldoende vertrouwen en moreel gezag zal genieten?’
Deze vraag kan ook gesteld worden ten aanzien van een supranationale grondwet. Zeker, ook nu kan van een ‘enge gemeenschap van belangen’ gesproken worden, maar ook belangen zijn vaak een kwestie van interpretatie. Dat hebben we de laatste maanden gezien, toen de kwestie-Irak Europa tot op het bot verdeelde. Het is een illusie te menen dat een Europese grondwet hoe nuttig, misschien zelfs nodig ook zo'n verdeeldheid kan voorkomen.
NRC Handelsblad van 03-07-2003, pagina 7