Gedeukt vertrouwen
In Evian hebben president Bush' gespreksgenoten de sfeer, die toch al gespannen was, kennelijk niet verder willen bederven door hem te vragen hoe het eigenlijk zit met die Iraakse massavernietigingswapens, die twee maanden na het einde van de Tweede Golfoorlog nog steeds niet zijn gevonden. Ze hadden daar overigens alle aanleiding toe gehad, zeker na recente uitspraken van minister van Defensie Rumsfeld en zijn tweede man, Paul Wolfowitz.
De eerste had vorige week gezegd dat het ‘ook mogelijk was dat zij (de Irakezen) besloten hadden die wapens te vernietigen vóór een conflict’. Weliswaar wijst het woordje ‘ook’ (dat in sommige berichten weggelaten is) erop dat er ook andere oorzaken kunnen zijn dat die wapens nog niet gevonden zijn, niettemin heeft Rumsfelds uitspraak al voor de nodige commotie gezorgd. Het woord ‘misleiding’ is al gevallen.
Het vertrouwen jegens Amerika's werkelijke motieven voor de oorlog werd er niet groter op door Wolfowitz' verklaring in een interview dat ‘om redenen die veel te maken hebben met de regeringsbureaucratie’ besloten was de massavernietigingswapens als belangrijkste motief te noemen, want dat was ‘het enige waar iedereen het over eens kon zijn’. Maar dat sloot andere motieven niet uit, zoals en dat is werkelijk nieuw - de behoefte om Amerikaanse troepen die in Saoedi-Arabië zijn gelegerd, een andere basis, nl. in Irak, te geven. Wat moeten we van die uitspraken denken? In de eerste plaats is het amper geloofwaardig dat Saddam Hussein zijn wapens vlak vóór de oorlog zou hebben vernietigd zonder dat de Amerikaanse of andere inlichtingendiensten dat zouden hebben gemerkt. Dat zou dan een kras staaltje van hun onvermogen zijn geweest - tenzij de Amerikanen verkozen zouden hebben zulke inlichtingen te negeren, omdat ze van het begin af aan, hoe dan ook, tot oorlog besloten waren. Dat zou inderdaad misleiding zijn geweest.
Anderzijds wordt wel eens vergeten dat chef-inspecteur Blix in zijn laatste rapport vóór de oorlog het ‘hoogstonwaarschijnlijk’ had genoemd dat Irak het verreweg gevaarlijkste wapen, anthrax, niet vernietigd had en waarschijnlijk dat het nog verboden raketten aan het produceren was. Moet dit ook, nu er sindsdien nauwelijks sporen van bewijs gevonden zijn, als een staaltje van onvermogen worden gekwalificeerd?
Hoe dit ook zij, de werkelijke toedracht is nog niet bekend, maar zolang dat zo is, is er voldoende reden tot twijfel over de rechtvaardiging - wat niet hetzelfde is als rechtvaardigheid - van de oorlog tegen Irak. In de eerste plaats bij degenen die er, al dan niet na aarzeling, hun steun aan hebben gegeven. Tot hen behoorde ik, en daarom begin ik met een zelfonderzoek.
Op 20 maart - de dag dat de oorlog uitbrak - schreef ik hier: ‘Nooit is duidelijk geworden of Saddam weg moest omdat hij met zijn wapens zijn omgeving bedreigde dan wel omdat hij een bondgenoot zou zijn van Al-Qaeda of, tenslotte, omdat hij zijn eigen bevolking tiranniseerde. Slechts het eerste kan een reden tot oorlog zijn.’
En nu komen gezaghebbende Amerikanen met verklaringen die op z'n minst twijfel doen ontstaan of het eerstgenoemde motief - de massavernietigingswapens - wel de echte, althans het enige, motief voor de oorlog is geweest. Als de twijfel waaraan Rumsfeld en Wolfowitz nu zelf voedsel hebben gegeven, gegrond zou blijken te zijn, zou de grond onder de enige reden die in mijn opvatting die oorlog rechtvaardigde, wegvallen.
Let op dat ik Saddams tirannisering van de eigen bevolking - ‘tirannisering’ is nog een zwak woord na alles wat we al van hem wisten en sindsdien bevestigd hebben gezien - geen reden tot oorlog vond. Deze opvatting is in de lijn van mijn kritiek op het begrip ‘humanitaire interventie’, dat een tijdlang de steun had van de toenmalige minister Van Aartsen.
De argumenten voor mijn kritiek op ‘humanitaire interventie’ kunnen samengevat worden in de ondertitel die de hoogleraar volkenrecht J.N. Schrijver gaf aan een artikel in de Internationale Spectator over dit onderwerp: ‘Het hek raakt van de dam’ - vooral wanneer zo'n interventie zonder machtiging van de VN wordt uitgevoerd (zoals al in Kosovo het geval was geweest).
Oorlog tegen het Irak van Saddam zou, indien zijn behandeling van eigen bevolking het motief zou zijn geweest, zeker als ‘humanitaire interventie’ hebben kunnen gelden. Merkwaardig dus dat allen die om interventie tegen (meestal rechtse) dictatoren roepen, nu zo gekant waren tegen een oorlog tegen Irak. Dat moeten de vredesbeweging, de kerken, de PvdA, GroenLinks en SP toch nog eens uitleggen. De enige die consequent was, is Mient Jan Faber, die dan ook, wegens de steun die hij, zij het om volgens mij verkeerde redenen, aan die oorlog gaf, gedwongen werd zijn functie bij het Interkerkelijk Vredesberaad neer te leggen.
Maar terug naar de enige reden die, althans volgens mij, een oorlog tegen Irak kon rechtvaardigen: de massavernietingswapens. Als die nu zouden blijken er niet te zijn (of te zijn geweest), dan zou, volgens die redenering, die oorlog niet hebben mogen plaatsvinden. Maar hij heeft plaatsgevonden, en nu is de vraag naar zijn rechtvaardiging niet actueel meer. Nu gaat het om de toekomst van Irak - die op zichzelf al voldoende reden tot zorg levert.
Maar wél relevant is dat, tenzij er spoedig bewijzen worden overlegd dat Irak nog op de dag van het uitbreken van de oorlog over massavernietingswapens beschikte, de Amerikaanse regering een volgende keer nog meer moeite zal hebben de wereld te overtuigen van de juistheid van haar argumenten. Het vertrouwen in de VS heeft in elk geval door deze episode een deuk opgelopen.
Is dat dramatisch? Tot op zekere hoogte niet, want Nederland - om ons daartoe te bepalen - loopt niet over van vertrouwen in zijn naaste buren, wat een goede samenwerking niet altijd in de weg staat. Om van vertrouwen tussen in de binnenlandse politiek samenwerkende partijen maar te zwijgen.
NRC Handelsblad van 05-06-2003, pagina 7