Koks ‘finest hours’?
In al de jaren dat ik deze rubriek schrijf, heb ik slechts tweemaal hoofdredactionele censuur moeten ondergaan. De eerste keer was in 1960, toen ik een stuk geschreven had waarin ik het betreurde dat koning Boudewijn van België een Spaanse als echtgenote had gekozen. Ter wille van de eenheid der Lage Landen zou het mooier zijn geweest als zijn keuze was gevallen op een meisje uit de Nederlandse natuurlijk rooms-katholieke adel.
Achteraf een bizar idee, en ik ben blij eveneens achteraf dat mijn toenmalige hoofdredacteur er overwegende bezwaren tegen had. En de tweede maal? Dat was toen ik in de zomer van 1962 een artikel had geschreven waarin ik de mening uitsprak dat minister van Buitenlandse Zaken Luns moest aftreden, omdat Nederland had toegestemd in een getrapte afstand van Nieuw Guinea aan Indonesië, iets waartegen die bewindsman zich altijd met hand en tand had verzet.
De hoofdredacteur kende zijn staatsrecht beter dan ik en zei dat, zolang de Kamer geen uitspraak in die richting had gedaan, Luns niet hoefde af te treden. En de Kamer had geen uitspraak gedaan en zou dat ook niet doen. Mijn artikel verdween dus in een la, en Luns bleef nog negen jaar aan.
Aan dit laatste voorval moest ik onlangs denken toen ik zag dat de vice-voorzitter van de Raad van State, mr. H.D. Tjeenk Willink, in zijn jaarverslag had geschreven dat de kabinetten-Kok en -Balkenende helemaal niet hadden hoeven af te treden, omdat ze er niet door het parlement toe waren gedwongen. Ze hadden alleen maar het veld geruimd om tegemoet te komen aan beeldvorming in de media. Daarmee was de ministeriële verantwoordelijkheid ‘van haar essentie ontdaan: ten overstaan van de Staten-Generaal beleid verdedigen’.
Voorzover ook ik een exponent van de media ben, heeft Kok dan met zijn aftreden zijn doel bereikt, want ik heb dit besluit toentertijd Koks ‘finest hour’ genoemd. Het was mijn rechtsgevoel dat mij die uitspraak had ingegeven, maar ik moet nu erkennen dat dit rechtsgevoel een subjectieve, ja arbitraire norm het moet afleggen tegen het staatsrecht. Anders raken we alle houvast in het bestuur van het land kwijt.
Zo'n toestand wordt wel ‘dramademocratie’ genoemd. De media dwingen de politicus te reageren op veronderstelde standpunten van zijn kiezers. Maar zoals Willem Breedveld zegt in Trouw van 28 maart: ‘er is niets wat hen (de politici) dwingt om toe te geven aan de beeldvorming in de media. Dat zij dit toch doen komt omdat zij zelf geen overtuiging of standpunt hebben. Zij hebben wel een politiek lijf, maar er zit geen pit in.’
Ja, sterker nog: ‘Politici zijn korstloze puddingen, die kwabbig meedeinen op de golven van de waan van de dag. Hoe verzin je het om met een beroep op het draagvlak in de samenleving af te zien van militaire steun’ (zoals het kabinet-Balkenende had gedaan toen het zich uitsprak voor politieke, maar niet voor militaire steun aan de oorlog tegen Irak).
Breedveld stelt daar Tony Blair tegenover: ‘Die dreigde nota bene door zijn eigen parlement onderuitgehaald te worden en hield toch stand. Nederlandse politici daarentegen durven geen “ja” en geen “nee” te zeggen.’ Balkenende noch Wouter Bos, voeg ik daaraan toe. (Het is duidelijk dat Breedvelds vonnis niets te maken heeft met het standpunt dat hij zelf inzake Irak inneemt.)
De vraag is nu of ook Kok onder Breedvelds meedogenloos vonnis valt. Als je zijn artikel goed leest: ja. Immers, ‘er zit zeker een kern van waarheid in dat het mediageweld Kok en Balkenende in de verleiding bracht om voor de vlucht voorwaarts te kiezen en hun kabinet op te blazen’. In Breedvelds ogen is Kok dus van zijn voetstuk gevallen. (Balkenende had nog geen voetstuk om van af te vallen.)
Nu moet ik zeggen dat voor mij Kok vorige week ook van zijn voetstuk gevallen is, maar om een andere reden. In een rede die hij toen in Brussel gehouden heeft, zei hij teleurgesteld en gefrustreerd te zijn omdat Europa inzake Irak ‘volstrekt non-existent’ was wat waar is, waarop zijn uitspraak volgde: ‘Voor Europeanen is dat onaanvaardbaar.’ O ja? Hebben we dan iets gemerkt van dat ‘onaanvaardbaar’? Of zijn de Europeanen net zo pitloos als de Nederlandse politici volgens Breedveld zijn? Of zijn er helemaal geen Europeanen, maar uitsluitend Fransen, Duitsers, Nederlanders, Finnen, Spanjaarden enzovoort?
Het laatste is waar. Iemand die al zo lang eerst als vakbondsman dan als minister van Financiën en ten slotte als minister-president in het Europese circuit meeloopt, kan toch niet verrast, dus ook niet teleurgesteld en gefrustreerd, zijn door Europa's non-existentie? Of heeft hij al die tijd zijn ideaal voor werkelijkheid gehouden?
‘Lidstaten moeten ophouden enge nationale belangen na te streven en bereid zijn te investeren in het Europese belang’, zei Kok ook. Heel juist, maar wat is het Europese belang? Ieder heeft daar zijn eigen mening over, gekleurd door zijn ideologie en nationale achtergrond. Op een goed ogenblik liet Kok zich ontvallen: ‘Ik wou dat ik de regeringsleiders zou kunnen verplichten te doen wat ik zeg.’ Precies! zo denkt iedereen erover, en daarom komt er niets van terecht.
En let wel: een bewindsman die ophoudt ‘enge nationale belangen’ na te streven, wordt morgen door zijn (nationale!) electoraat naar huis gestuurd en kan niet meer in dat Europese belang wat dit ook mag zijn investeren. Wanneer houdt overigens een nationaal belang op ‘eng’ te zijn? Dat had Kok ook wel mogen uitleggen.
NRC Handelsblad van 03-04-2003, pagina 7