Stalin had gelijk
Een van de eerste regeringsdaden van president Franklin Roosevelt was de erkenning van de Sovjet-Unie (iets waartoe Nederland pas in 1942 zou overgaan een vol jaar nadat het, met Hitlers overval op de Sovjet-Unie, in feite al bondgenoot van die mogendheid was geworden).
Maar terug naar 1933, toen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie diplomatieke betrekkingen met elkaar aangingen. Andrej Gromyko, die later langjarig minister van Buitenlandse Zaken zou worden, behoorde, toen 24 jaar oud, tot de staf die de nieuwe ambassade in Washington zou bemannen. Tot zijn verrassing werd hij, vóór zijn vertrek, bij Stalin ontboden. Tot zijn nog grotere verrassing ried deze hem aan, elke zondag een kerkdienst te bezoeken, want, zo zei Stalin, op die manier leer je het best een land kennen.
Stalin had gelijk. Godsdienst of liever: de wijze waarop een volk zijn godsdienst(en) ondergaat en praktiseert is een van de belangrijkste kenmerken van dat volk. Ja, godsdienst werkt nog lang na op een volk ook als het grotendeels alle geloof heeft verloren. Dat geldt voor Nederland net zo goed als voor Rusland.
In de Verenigde Staten tiert, in tegenstelling tot Europa, de godsdienst nog welig. ‘Erkenning van het Opperwezen is de eerste en fundamenteelste uiting van amerikanisme’, zei president Eisenhower. Nu meer dan ooit, lijkt het wel, met een president die Christus de grootste filosoof noemt en elke dag begint met een godsdienstoefening, waarbij het zijn staf geraden is aanwezig te zijn.
Maar die Amerikaanse godsdienst is een heel aparte (zoals ik hier op 6 februari, deels uit eigen waarneming, schreef). Wie iets van die Amerikaanse godsdienst wil proeven, moet eens op zondagmorgen om negen uur naar het programma Hour of Power op RTL5 kijken. Dominee Robert Schuller preekt dan vanuit een kathedraal in Los Angeles een vriendelijk, vertrouwenwekkend uitziende, witharige verkoper van de blijde boodschap.
Maar wat is die boodschap? De emeritus predikant J.J. de Jonge kan dat beter vertellen dan ik, want hij heeft, aan het ziekbed gekluisterd, drie maanden ds. Schullers uitzending gevolgd. In het Nederlands Dagblad van 22 februari doet hij daar verslag van. Het is een puur praktisch christendom dat Schuller predikt: eigenlijk meer een recept voor succes in de wereld, met de technieken die daarbij horen.
Hij haalt dan ook vaak ‘geslaagde’ mensen in zijn uitzending, die vertellen hoe ze hun succes bereikten. ‘Nooit kwam de nood van miljoenen in de wereld ter sprake, ook niet in de gebeden’, zegt ds. De Jonge. En nooit wordt ‘over menselijke schuld en verzoening met God’ gesproken. Het lijden van Christus past niet in dit verhaal, en het kwaad is altijd extern (nu Irak, vroeger de Sovjet-Unie).
Het is een oud Amerikaans geloof. Jaren geleden heb ik eens een boekje van een Amerikaan gelezen, een zekere Bruce Barton, dat blijkbaar zo populair was, dat er ook in Nederland, in 1927, een vertaling van verscheen. De man die niemand kent luidde de titel, en daarmee was Christus bedoeld: een joviale, backslapping handelsreiziger of rotarian.
In de tijd dat ikzelf in Amerika woonde, was ds. Vincent Peale, met zijn The Power of Positive Thinking, de vedette, ook zo'n eeuwig glimlachende verkoper. Ook ds. De Jonge wordt door Schuller aan Peale herinnerd, en hij citeert uit zijn boek: ‘Dit is een boek voor toegepast christendom: een eenvoudig, maar toch wetenschappelijk systeem van praktische technieken, dat werkt voor iedereen die van zijn leven een succes wil maken.
Geloof in jezelf. Heb vertrouwen in je vermogens! Zonder een bescheiden, maar redelijk vertrouwen in je eigen kracht kun je niet hopen op geluk of succes. Negatieve gedachten uitsluiten en bewust positieve gedachten formuleren baant de weg tot succes!’
Geloof is volgens Peale dus alleerst geloof in jezelf. Het doet allemaal erg denken aan Dale Carnegies How to make friends and influence people, een succesnummer uit de jaren '30, waarvan nog in 1995 de 29ste druk van de Nederlandse vertaling verscheen.
Eerlijk gezegd, vind ik, hoewel zelf niet gelovig, dit geloof weerzinwekkend. Of mag ik dat niet zeggen van een geloof? Of geldt dit taboe alleen ten opzichte van het geloof van getinte mensen (ds. De Jonge heeft weinig zwarte mensen onder Schullers hoorders geteld)? Hoe dan ook: een geloof dat zo weinig inkeer en ontzegging predikt, en zichzelf zozeer in dienst van het wereldlijk succes stelt, staat mij tegen.
Maar dan bedenk ik me: hebben onze calvinistische voorvaderen, van wier denken onze cultuur doordrenkt is, ook niet vaak geloofd dat wereldlijk succes een bewijs was van Gods genade? In zijn Religion and the Rise of Capitalism spreekt R.H. Tawney over het geloof van puriteinen ‘dat succes in praktische zaken zowel het teken van en de beloning voor ethische superioriteit’ is. Wie zijn wij dan om het geloof van anderen schijnheilig te noemen?
Het Amerikaanse geloof heeft zich aangepast aan het Amerikaanse optimisme; het geloof in onbegrensde mogelijkheden, in een wereld die, met een beetje goede wil, maakbaar is (dat laatste geloof wordt of werd? gedeeld door de Europese socialisten). Het is geen contemplatief, maar een activistisch geloof zoals onze kerken, zij het met een ander doel voor ogen, twintig jaar geleden tijdens de rakettencrisis predikten, deels om weer aansluiting te vinden bij een intussen ontkerstende massa.
Want als er van een kloof tussen Amerika en Europa gesproken kan worden, is dit geen kloof tussen geloven. Tegenover het Amerikaanse activistische geloof staat aan Europese kant geen geloof van grotere inkeer en ontzegging, maar eerder een ongeloof. De Europeanen willen allemaal de welvaart en luxe die de Amerikanen kennen, maar dat streven wordt niet of niet meer geheiligd of gerechtvaardigd door een geloof.
Dat verschil moet, in laatste aanleg, ook in de politiek tot uiting komen bijvoorbeeld in de reacties hier en ginder op de mogelijkheid nu langzamerhand wel zekerheid van een oorlog tegen Irak. Het is een schrale troost dat de verschillen tussen de Europese volken onderling nauwelijks kleiner zijn.
NRC Handelsblad van 06-03-2003, pagina 7