Een onzeker ankerpunt
Van de posten die de Nederlandse diplomatie te vergeven heeft, is ongetwijfeld de vertegenwoordiging bij de Europese Unie in Brussel de belangrijkste. Als iemand die post tien jaar bezet heeft, dan betekent dit dat hij behoort tot de vertrouwdste raadgevers van de Nederlandse regering.
De laatste tien jaar is dr. B.R. Bot die spin geweest in het web waar talloze Nederlandse en Europese belangen in verstrengeld zijn. Wanneer hij iets zegt, dan mogen we daar dus extra aandacht aan schenken, zowel wegens zijn langjarige ervaring als om de centrale positie die hij inneemt.
Nu heeft Bot, die binnenkort afscheid neemt, onlangs een interview aan de Volkskrant (13 november) gegeven, waarin hij zich zeer openhartig uit. Bijvoorbeeld over zijn opdrachtgevers: ‘De fout van Nederland is dat we een bepaald standpunt innemen zonder aan de consequenties te denken. In plaats van tijdig de bakens te verzetten, blijven we vasthouden. Uiteindelijk moeten we toch door de bocht en halen we niks binnen.’
Dat is een oude klacht van diplomaten. Ruim dertig jaar geleden schreef een toenmalig topdiplomaat, dr. H.N. Boon, ook al eens over deze eigenschap en de resultaten daarvan. Maar dat heeft blijkbaar niet veel geholpen, want nu komt Bot met dezelfde klacht. Onze politici want die zijn de opdrachtgevers van onze diplomaten zijn kennelijk onverbeterlijk. Maar ja, ook hierin vertegenwoordigen zij het volk.
Bot vertelt ook openhartig over de adviezen die hij zijn opdrachtgevers geeft. Bijvoorbeeld: ‘Mijn advies is: altijd bij de Duitsers aanhaken. [...] Mochten er in het grote Europa groepen worden gevormd, horen wij typisch bij een blok waarin ook de Duitsers zitten. Daar voelen wij ons het meest bij thuis.’
Toen ik dat las, dacht ik dat deze openhartigheid zich alleen maar een diplomaat kan veroorloven die over een paar weken toch weggaat. Maar nee hoor, in het debat dat de Eerste Kamer vorige week hield over de ‘staat van de Europese Unie’ zei minister De Hoop Scheffer op een gegeven ogenblik onverbloemd dat ‘Duitsland het ankerpunt voor Nederland is en ook moet zijn in specifieke vraagstukken als de vormgeving van Europa’.
Dat is niet gering, en even later bevestigde staatssecretaris Nicolaï dat nog eens door te zeggen dat Duitsland ‘onze belangrijkste gesprekspartner’ is, niet alleen in de Conventie over de vormgeving van Europa, maar ook wat betreft de landbouwhervorming en veel financiële aangelegenheden.
Alvorens de merites van dit standpunt ter sprake te brengen, kunnen we ons afvragen of die ministeriële openhartigheid wel erg diplomatiek is. Worden hier Nederlandse kaarten niet al te open op tafel gelegd? Goed, de anderen Frankrijk in de eerste plaats vermoeden allang dat het zo is als minister en staatssecretaris het zeggen, maar moet dit vermoeden ook zo officieel bevestigd worden?
En zal die openhartigheid niet tot gevolg hebben dat Duitsland gaat denken dat het Nederland in de zak heeft en dus verder niet al te veel aandacht hoeft te schenken aan eventuele doleanties van Nederland? De vraag of die openhartigheid in overeenstemming is met de waardigheid van een land dat, formeel althans, nog altijd een zelfstandige buitenlandse politiek voert, zullen we maar onbeantwoord laten, als zijnde niet van deze tijd.
Maar nu de merites. Nog een jaar geleden zou ik geneigd zijn geweest in te stemmen met het standpunt van de heren De Hoop Scheffer, Nicolaï en Bot. Sindsdien echter heeft Duitsland zwaar aan invloed ingeboet. Het heeft wat kort geleden nog ondenkbaar was de gunst van Amerika verspeeld, en zijn economie zit diep in de put. Kan Duitsland nog wel als ankerpunt voor Nederland dienen?
In elk geval is in Europa al een machtsverschuiving ten gunste van Frankrijk merkbaar. Chirac is wat een jaar geleden ook ondenkbaar was de sterkste president sinds de Gaulle. Hij heeft, in tegenstelling tot Schröder, het niet op een breuk met Amerika over Irak laten aankomen. In de dialoog met Duitsland is hij de drijvende kracht. Verdere Duitse concessies aan Frankrijk, ook wat de vormgeving van Europa betreft, zijn dus te verwachten; en die zijn meestal ‘minder leuk voor een land als Nederland’, zoals De Hoop Scheffer zelf in de Eerste Kamer zei.
Te vrezen valt dat, wanneer Nederland, vooral wat de vormgeving van Europa betreft, zijn vertrouwen stelt in Duitsland, te veel kijkt naar de minister van Buitenlandse Zaken, Joschka Fischer, die inderdaad, zoals Nederland, communautaire oplossingen voorstaat. Maar bondskanselier Schröder? Op diens gezindheid valt minder staat te maken. In een aan Duitsland gewijd overzicht kenmerkenderwijs ‘een onzekere reus’ getiteld noemt The Economist van 7 december Schröder een ‘briljante tacticus maar wat is de strategie?’
Moet Nederland, zoals Bots advies luidt, altijd aanhaken bij die onzekere reus? Moet het, zoals De Hoop Scheffer wil, Duitsland zien als zijn ankerpunt? Zeker, Duitsland blijft het grootste land van de EU. Zijn economisch potentieel is formidabel, en ook geopolitiek gaat er geen weg naar Europa aan Duitsland voorbij. Op lange termijn zal het wel weer een politiek voeren die beantwoordt aan die positie, maar die hoeft niet noodzakelijkerwijs te stroken met Nederlandse belangen althans zoals een centrum-rechts kabinet die ziet.
Overigens is het de vraag of Nederland een keus heeft. Het ‘inspelen op wisselende coalities’ in Europa, dat de Hoop Scheffer ook aanbeveelt, levert evenmin veel zekerheid op.
NRC Handelsblad van 12-12-2002, pagina 9