Speelt ideologie geen rol meer?
Je kunt alles van de PvdA zeggen, maar niet dat ze niet aan introspectie doet. Na de verkiezingen van 15 mei verschenen er verscheidene afleveringen van het maandblad Socialisme en Democratie onder de titel ‘Na de dreun’. Met de dreun werd natuurlijk de nederlaag bedoeld die de partij bij die verkiezingen had geleden, haar in de Tweede Kamer bijna halverend en tot vierde, in plaats van eerste, partij reducerend.
Ook het laatste nummer is daar weer aan gewijd. Opnieuw zeggen vele partijgenoten wat er mis is (of was) aan de partij. Een kleine bloemlezing: haar ‘gesloten en soms zelfs regenteske manier’ van politiek bedrijven; haar ‘lafheid en angst’ zodra migranten aan de orde komen; haar ‘zichzelf coöpterende oligarchie’; haar onvermogen ‘eigen beginselen te verwoorden’; de verwaarlozing van haar stamelectoraat; en na 15 mei ‘de sfeer dat de kiezer zich vergist heeft’.
Deze introspectie is natuurlijk te prijzen (bij de VVD, die ook een dreun heeft gekregen, merk je er minder van), maar is het niet een beetje te veel van het goede? Ik bedoel daarmee: belemmert deze introspectie niet de blik naar buiten, in de eerste plaats naar de oorzaken van het verrassende succes van het doodgewaande CDA, dat weer eerste partij werd? Daarover heb ik niets in al die nummers gelezen.
Ook heb ik er, tenzij ik me vergis, niets gelezen over de bijdrage van Wim Kok aan de déconfiture van zijn partij. En dan denk ik niet zozeer aan Kok als minister-president (die het over 't algemeen goed gedaan heeft) als wel aan Kok als partijleider. Per slot van rekening was hij de man die, al in 1995, zei dat het ‘afschudden van ideologische veren’ voor zijn partij een ‘bevrijdende ervaring’ was.
Voor hem persoonlijk mag dit een bevrijdende ervaring zijn geweest, want hij was kennelijk, zoals vele anderen, moe geworden van het ideologische gedram van zijn voorganger, Joop den Uyl. Maar was ook zijn partij, in haar geheel, daar vermoeid van geraakt? Toen Kok sprak in een Den Uyl-lezing! was Den Uyl al acht jaar dood, maar voor veel partijleden was hij toen nog de grote bezieler, naar wie zij heimwee hadden. Trouwens, de nieuwe partijleider, Wouter Bos, weet niet beter dan zich weer op hem te beroepen.
Anders gezegd: kan een partij haar ‘ideologische veren’ wel van zich afschudden zonder zichzelf op den duur schade te berokkenen? Wat is een partij zonder ideologische reden van bestaan? Zij kan nog zulke goede bestuurders leveren de mens leeft niet van brood alleen. Vele PvdA'ers moeten dat onder het regime-Kok ook gevoeld hebben, maar tja, Kok was in den lande hoogst populair. De partij kon hem dus als stemmentrekker niet missen.
Dat neemt niet weg dat hij, met zijn afkeer van ideologie, zijn partij haar ziel heeft ontnomen. En toen zij met de VVD, haar natuurlijke tegenstander, ging regeren, kwam de ideologie helemaal onder de korenmaat te staan. Zo is de PvdA een bestuurderspartij geworden, met alle, in S&D zo kleurrijk beschreven kenmerken daarvan. Met andere woorden: wat Kok zo populair maakte in het land, heeft bijgedragen tot de neergang van zijn partij.
Maar ook tot de ondergang van Paars. Immers, na acht jaar van liberaal-socialistische coalitie kreeg de kiezer weer genoeg van de compromissencultuur die zo'n coalitie met zich brengt en waarin de problemen die het volk hoog zitten, niet benoemd, laat staan aangepakt, worden. Dan gaan velen weer snakken naar ideologieën ook als ze zich er niet noodzakelijkerwijs helemaal mee vereenzelvigen.
Dan komt de tijd van de Balkenendes, politici die een sterk geloof in hun ideologie uitstralen. Het is meer de onverstoorbare en zich helder uitdrukkende persoon Balkenende dan de nogal vage ideologie van het CDA die vele niet-CDA'ers, zelfs ongelovigen, op die partij heeft doen stemmen. Het is ‘verbazingwekkend’, schrijft Eric Vrijsen in Elsevier (16 november) ‘dat het CDA-programma nauwelijks een factor was’. De partij dankt haar populariteit aan ‘het roestvrije imago van de lijsttrekker’.
Als De Hoop Scheffer nog lijsttrekker zou zijn geweest, zou het CDA die aantrekkingskracht op de kiezers vrijwel zeker niet hebben gehad een aantrekkingskracht die het blijkens de opiniepeilingen nog heeft. Iemand die de indruk maakt te leven vanuit een sterk gevoelde overtuiging noem het ideologie voldoet kennelijk aan een behoefte, ook bij mensen die zelf die overtuiging niet zo sterk voelen. Het verklaart ook het succes van Jan Marijnissen, ook bij niet-SP'ers.
Daarom is de introspectie waaraan de PvdA zich nu overgeeft, niet afgerond zolang zij niet ook een analyse van Koks betekenis voor de partij bevat en is zij ook dàn niet voldoende als zij niet aangevuld wordt met een analyse van de motieven die velen ertoe gebracht hebben hun stem op het doodgewaande CDA uit te brengen. Een partij kan niet alleen van eigen ervaringen leren, maar ook van die van anderen.
‘Ideologie speelt nu geen rol meer’, schreef Elsbeth Etty in haar kolom in de krant van 16 november. Ik waag dit te betwijfelen. Zeker, haar vraag is gerechtigd of de SP nog socialistisch genoemd kan worden en de PvdA nog sociaal-democratisch; of in GroenLinks nog iets herkenbaar is van communisme, pacifisme en christen-radicalisme (de drie ideologieën waaruit GL is samengesteld); en wat dan het verschil is met D66.
Maar dat wil niet zeggen dat partijen niet herkenbaar moeten zijn door de beginselen waarop hun politiek, declaratoir althans, gegrond is, en wat zijn die beginselen anders dan ideologie? Balkenende is kennelijk de belichaming van bepaalde beginselen, dus van een bepaalde ideologie, en dat heeft hem geen windeieren gelegd.
Dat kan, in principe, ook met progressieve partijen gebeuren, wier ‘brede progressieve samenwerking’ Etty wenst. Maar op grond waarvan wenst zij die? Toch zeker op grond van een bepaalde ideologie, hoe vaag omlijnd ook?
Of zou het op grond zijn van een bijna fysieke afkeer van al wat rechts is? Door zulke viscerale motieven, die overigens net zo goed bij rechtse mensen voorkomen denk aan de afkeer die Den Uyl bij hen opwekte worden misschien nog wel meer mensen gedreven dan door ideologieën.
NRC Handelsblad van 28-11-2002, pagina 9