De politieke dimensie
Vorige week hebben twee staatssecretarissen uitlatingen gedaan die, in hun ‘beminnelijke openhartigheid’ (zo vertaalt Van Dale het Franse woord candeur), waarschijnlijk een vrij getrouwe indruk geven van hoe Nederland zijn eigen positie in Europa inschat en hoe deze in werkelijkheid is.
Sprekend over de door Nederland zo nodig geachte hervorming van het Europese landbouwbeleid, zei staatssecretaris Nicolaï van Buitenlandse Zaken woensdag in de Tweede Kamer dat ‘Duitsland inhoudelijk exact hetzelfde wil als Nederland’, eraan toevoegend: ‘Wij vertrouwen erop dat Duitsland Nederland niet voor verrassingen zal plaatsen door mogelijk compromissen te sluiten met Frankrijk’, dat zo'n hervorming helemaal niet wil.
Helaas, precies een dag later gebeurde juist dàt, en daardoor kwam Nederland op de Europese top van vrijdag alleen te staan. ‘Vrijwel iedereen gaf Jan Peter Balkenende vrijdagavond aan als de grote verliezer van de top van Brussel’, schreef de Europese correspondent van De Standaard daags daarna. Zou Zalm, die er bij de regering op aangedrongen had ‘het bikkelhard te spelen’ in Brussel, het er beter af gebracht hebben?
Hoe dit ook zij - Nederland heeft blijkbaar niets geleerd van ‘zwarte maandag’ 1991. Toen ging het op de Maastrichtse top af ‘als een gieter’ (om de woorden van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Van den Broek, te gebruiken). Vertrouwend op Duitse steun had het voorstellen voor Europese besluitvorming ingediend, die door vrijwel iedereen, incluis Duitsland, werden verworpen.
Alleen België bleef ons toen trouw, maar deze keer moest Nederland ook deze steun ontberen. ‘België staat dichter bij Frankrijk dan bij Nederland als het over de hervorming van de landbouw gaat’, zei minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel. In feite was dus de diplomatieke nederlaag die Nederland vorige week leed, nog groter dan die van 1991.
Opnieuw lag dus een verkeerde taxering van Duitslands positie ten grondslag aan het Nederlandse beleid. Moeten we nu Duitsland van ontrouw betichten? Welnee, zulke grote woorden hebben weinig geldswaarde in de buitenlandse politiek. Als puntje bij paaltje komt, gaat voor Duitsland de relatie met Frankrijk vóór die met Nederland. Hier had Nederland dus ook zijn eigen positie verkeerd getaxeerd. In dit speciale geval kon Duitsland het belang dat het bij uitbreiding van de Europese Unie heeft, niet achterstellen bij het belang van een Europese landbouwhervorming. Als het dat gedaan zou hebben, zou het zijn invloed in Oost-Europa kwijt zijn geraakt. President Chirac zag dit, anders dan Nederland, juist in en maakte daarvan gebruik.
En zo komen we op de uitlating die een andere staatssecretaris, Joop Wijn van Economische Zaken, vorige week gemaakt heeft. In NRC Handelsblad van 24 oktober zei hij, teruggekomen van een handelsreis naar Polen: ‘Ik ben er meer dan voorheen van doordrongen dat Polen cultureel gezien bij Europa hoort. Dat zie je bijvoorbeeld als je naar de gebouwen kijkt, de omgangsvormen. Ik ben ook weleens in Rusland geweest. Dat is toch ècht iets anders.’
Uit deze woorden mogen we niet concluderen dat het Europese karakter van de Poolse cultuur Wijn zelf ook verrast heeft, maar het feit dat hij het nodig vond dit te zeggen toont op zichzelf het gebrek aan kennis aan dat in Nederland bestaat waar het Oost- of zelfs Midden-Europa betreft. Geen wonder misschien bij een land dat historisch zo op de zee gericht is geweest. Maar bij Duitsland is dat anders. Dit gebrek aan kennis (en eigenlijk: belangstelling) was ook merkbaar in het debat dat de Tweede Kamer vorige week over de uitbreiding van de EU hield. Zeker, vrijwel iedere spreker noemde die uitbreiding van ‘historisch’ belang, maar dit woord is langzamerhand een stoplap geworden. Er kan van alles onder verstaan worden, zodat het tenslotte zinledig is geworden.
Ook de grote opponent van die dag, fractieleider Zalm van de VVD, gebruikte dit woord om daarna evenwel te vervolgen met een filippica tegen de toetreding van althans vier kandidaat-toetreders, Polen, Letland, Litouwen en Slowakije. Deze landen voldeden ten enenmale niet aan de voorwaarden die de EU zelf aan toetreding had verbonden. Waarom ze dan toelaten?
Het was vooral Polen, het verreweg grootste land onder de kandidaten, waarop Zalm zijn pijlen richtte. Ongetwijfeld had hij met zijn kritiek gelijk, maar het merkwaardige was dat hij geen enkele poging deed om deze kritiek af te wegen tegen het politieke belang van de toetreding. Zijn eindoordeel was uitsluitend gegrond op de economische nadelen die Nederland ervan zou kunnen ondervinden.
Nu had Zalm kort tevoren van zichzelf gezegd (Elsevier, 26 oktober) dat hij geen strateeg was, maar daarmee doelde hij op zijn optreden in de binnenlandse politiek. Maar in de buitenlandse blijkt hij evenmin strateeg. Hij is de koopman een vertrouwd archetype in de Nederlandse geschiedenis. Of ziet hij misschien kiezerswinst in de angst voor al die Oost-Europeanen die er nu bij komen? In dat geval zou hij evenmin strateeg zijn, slechts tacticus.
Overigens was in de bijdragen van de meeste andere sprekers in dit debat ook niet veel te merken van aandacht voor de politieke dimensie van de uitbreiding. Het was eerder de morele plicht die de voorstanders van uitbreiding leek te motiveren. Ook juist natuurlijk, maar politiek bestaat niet uitsluitend uit moraliteit behalve bij dat andere archetype, de dominee.
Merkwaardig genoeg was het premier Balkenende die de politieke dimensie het pregnantst onder woorden bracht: ‘Het uiteenvallen van Joegoslavië heeft nog eens aangetoond wat het betekent om een instabiel land, en zelfs een oorlog, in de buurt te hebben: gruwelijk menselijk leed, een stroom vluchtelingen, een gevaarlijke militaire interventie en uiteindelijk een kostbare wederopbouw.’
Als er in Oost- en Midden-Europa, dat ook zijn onderlinge vetes en nationalismen kent, na het verdwijnen van de communistische discipline geen Joegoslavische toestanden zijn ontstaan, is dat grotendeels toe te schijven aan de discipline die het vooruitzicht van lidmaatschap van de EU uitgeoefend heeft. Waar dat uitzicht geblokkeerd zou worden, zou net als in Joegoslavië, chaos een kans krijgen.
NRC Handelsblad van 31-10-2002, pagina 7