Andere prioriteiten
‘Wij hebben besloten dat Frankrijk andere prioriteiten heeft - bijvoorbeeld verhoging van de militaire uitgaven. Andere landen hebben dit soort besluit niet genomen, maar wij leven nog steeds in een Europa waar begrotingspolitiek en politieke beslissingen onder nationaal gezag bepaald worden.’ Aldus de Franse minister van Financiën vorige week tegen zijn collega's van de eurozone.
Met andere woorden: Frankrijk trekt zich niets aan van het Stabiliteitspact, dat bedoeld is om de euro te beschermen. Om redenen van binnen- en buitenlandse politiek gaat het rustig door met zijn expansieve begrotingspolitiek, daarmee een precedent scheppend waarop andere landen die in soortgelijke omstandigheden verkeren of komen te verkeren, zich zeker zullen beroepen. De euro, de trotste prestatie van Europa, is in gevaar.
Weer is gebleken dat, wanneer het erop aankomt, de nationale politiek primeert boven die van internationale samenwerking. Bondskanselier Schröder zette Duitslands verhouding tot de Verenigde Staten op het spel terwille van electoraal gewin, maar hiermee werd geen pact geschonden. De schade kan hersteld worden.
Frankrijk daarentegen tast de kern van de Europese eenheidsgedachte, die het zelf een halve eeuw geleden gelanceerd heeft, aan. Wat dat betreft, is zijn besluit te vergelijken met de doodssteek die het in 1954 de Europese Defensiegemeenschap (ook oorspronkelijk een Frans idee) toebracht. Daarmee kwam toen het net op de rails gezette Europese eenheidswerk tot stilstand. Het is vooral aan de vindingrijkheid en volhardendheid van de toenmalige Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken J.W. Beyen te danken geweest dat het, met het ontstaan van de Europese Economische Gemeenschap, weer aan het rollen werd gebracht. Maar het elan was eruit. Europa werd een technocratische aangelegenheid.
Het is de vraag of Europa zo'n tweede schok zal overleven. Twee voorwaarden, die medio jaren vijftig een relance mogelijk maakten, zijn er niet meer: de VS waren toen een vurige voorstander van Europese eenheid, nu zijn ze op z'n best onverschillig; èn de Sovjet-Unie werd in die tijd als een dreiging gezien, die de landen van West-Europa tot eenheid dwong. Welnu, die dreiging (of de perceptie ervan) bestaat ook niet meer.
Overwegingen van binnen- en buitenlandse politiek hebben Frankrijk tot die stap bewogen. President Chirac wilde, koste wat het kost, zijn verkiezingsbelofte van belastingverlaging gestand doen, want zijn belastingverhoging van 1995 had tot gevolg gehad dat anderhalf jaar later Jospins socialisten de verkiezingen wonnen.
Maar er is ook een overweging van buitenlandse politiek die meespeelde bij Frankrijks besluit. Francis Cher, de Franse minister van Financiën, noemde haar zelfs als enige in zijn verklaring: verhoging van de militaire uitgaven. Hier staat Frankrijk ogenschijnlijk sterker tegenover zijn partners, want het is het enige land (behalve het Verenigd Koninkrijk, dat overigens niet tot de eurozone behoort) dat daartoe besloten heeft.
Waarom staat Frankrijk hier sterker? Omdat zijn partners altijd de mond vol hebben van Europa als volwaardig medespeler op het internationale toneel, maar zelden de militaire consequenties trekken zonder welke deze grootspraak ongeloofwaardig blijft. Integendeel: de militaire uitgaven worden, over de hele linie, verlaagd. Helaas hebben in deze wereld uitspraken waar geen vuist achter steekt, geen effect - noch tegenover tegenstanders, noch tegenover bondgenoten. Frankrijk heeft echter wèl die consequentie getrokken. Het verhoogt wèl zijn militaire uitgaven. Het is zelfs bereid om, zo nodig, zijn strijdkrachten in te zetten - natuurlijk: niet zonder voorwaarden, maar onder die voorwaarden behoort niet de eis dat er geen bloed mag vloeien. In zijn contacten met president Bush heeft Chiracs stem dus iets meer gewicht dan die van de andere Europeanen (alweer: het Verenigd Koninkrijk uitgesloten).
Zeker zou dat gewicht oneindig zwaarder zijn als Europa met één stem zou spreken en er achter die stem een kracht zou staan evenredig aan zijn potentie; en zeker is het ook dat juist Frankrijk, met zijn weigering nationale soevereiniteit op te geven, een ontwikkeling in die richting blokkeert. Dat is de innerlijke tegenspraak die altijd in Frankrijks Europese politiek te vinden is.
Niettemin weet het dat Europese politiek niet uitsluitend een kwestie is van getallen en sluitende begrotingen. Het heeft, als voormalig grote mogendheid, ook oog voor de politieke - als u wilt: geopolitieke - dimensie en dus voor de macht, zonder welke die dimensie hol blijft. Zijn politiek tegenover Duitsland en tegenover de oostwaartse uitbreiding van de Europese Unie is zonder dat gevoel voor die dimensie niet verklaarbaar.
In een land als Nederland, welks neutrale verleden zelfs in zijn grootste engagement nog bespeurbaar is, ontbreekt dat oog voor de politieke, laat staan geopolitieke, dimensie - en voor de macht als haar correlatie - bijna volledig. Vandaar dat de uitbreiding van de EU, een geopolitieke verschuiving zonder weerga, hier veelal uitsluitend beoordeeld wordt naar de economische gevolgen die zij voor ons kan hebben.
Zelfs Duitsland, dat niet van neutrale aanvechtingen vrij is, denkt daar anders over. Dat zijn buurland Polen hoe dan ook in de EU moet (omdat Duitsland anders instabiliteit aan zijn oostgrens moet vrezen), is geen economisch, maar een politiek gebod. Heel anders dan bij ons. Zo heeft elk land andere prioriteiten en komt er van het gedroomde Europa weinig terecht.
NRC Handelsblad van 17-10-2002, pagina 9