Crisismanagement
Toen vorige week donderdag president Bush zijn rede voor de Verenigde Naties had gehouden vroegen de redacties van het NOS-Journaal en van het RTL4-nieuws hun correspondenten in New York wat de betekenis van die rede was. Nu zijn Charles Groenhuijsen en Max Westerman voortreffelijke verslaggevers, maar voor een politieke analyse heet van de naald hadden die redacties zich net zo goed, zo niet beter, tot een deskundige in Nederland kunnen wenden.
De BBC pakte dit professioneler aan: zij vroeg een medewerker van het Brookings Institute een Democratische denktank in Washington om commentaar. Terwijl beide correspondenten de gevolgen van Bush' rede in sombere kleuren schetsten, vond de Washingtonse deskundige haar briljant: de president was erin geslaagd zowel de oppositie in eigen land als die in Europa voorlopig vrijwel het zwijgen op te leggen.
Inderdaad leek de laatste het gelijk aan zijn kant te hebben. Immers, door zich bereid te verklaren niet tegen Irak op te treden alvorens de Veiligheidsraad van de VN een kans gegeven te hebben zich daarover uit te spreken dit lichaam tegelijkertijd herinnerende aan de ultimata die het zijnerzijds in de loop der jaren aan dat land had gesteld - had hij een merkwaardige kentering in de wereldopinie bewerkstelligd.
Daarbij had hij zich duidelijk de vrijheid voorbehouden met geweld op te treden tegen Irak, mocht hij niet of niet voldoende steun krijgen van de Veiligheidsraad. Deze combinatie van wortel en stok-achter-de-rug maakte het Amerika's bondgenoten en partners moeilijk om blijvend neen te zeggen. Zelfs Saoedi-Arabië, ja de hele Arabische Liga, leken om te zijn gegaan.
Terecht sprak de Frankfurter Allgemeine Zeitung dan ook van een ‘succesrijke 28 minuten’ de duur van president Bush' rede. Het front van verzet tegen een oorlog in Irak brokkelde zichtbaar af. Slechts Duitsland bleef tegen - ook als zo'n oorlog de zegen van de Veiligheidsraad zou krijgen. Wat ook de merites van dit standpunt mogen zijn, Duitsland geeft hiermee blijk van eenzelfde unilateralisme, ook binnen Europa, als Amerika vaak verweten wordt.
Ook als Schröder na een verkiezingsoverwinning op 22 september dit standpunt zou bijstellen, zullen zijn bondgenoten deze eerste Duitse Alleingang niet gauw vergeten. In elk geval zal het lang duren alvorens het vertrouwen binnen de Europese Unie zover hersteld zal zijn dat deze op internationaal-politiek gebied als geloofwaardige partner kan gelden.
Ook dit kan geconstateerd worden zonder dat een uitspraak gedaan wordt over de juistheid of onjuistheid van het Duitse standpunt in deze zaak. Tenzij Duitslands Europese partners bereid zouden zijn het als gidsland te erkennen - waar weinig kans op is - zou het wel eens kunnen zijn dat de EU als grootste verliezer uit deze crisis te voorschijn komt. In elk geval is weer eens gebleken dat, zeker wanneer verkiezingen in zicht zijn, de binnenlandse politiek primeert. Hier heeft Duitsland overigens niet het alleenvertoningsrecht.
Intussen is het weer helemaal onzeker geworden of het succes dat Bush met zijn rede heeft geboekt, blijvend zal zijn. ‘Als Irak blijft weigeren (te voldoen aan een eis van de Veiligheidsraad inspecteurs toe te laten), kan er in de VN een coalitie komen voor militaire actie’, zei minister De Hoop Scheffer begin van deze week in zijn gesprek met Robert van de Roer in de krant van 16 september. Maar als Irak niet blijft weigeren?
Welnu, een dag later stemde Irak, wijkend voor de druk, plotseling in met een ‘onvoorwaardelijke terugkeer’ van die inspecteurs, en prompt reageren Rusland, China, de Arabische landen, maar ook Frankrijk met verklaringen dat Saddam Hussein bij zijn woord genomen moet worden en dat gewacht moet worden op de resultaten van de ‘onvoorwaardelijke’ inspectie.
Aangezien de inspecteurs niet naadloos zullen kunnen aansluiten bij het werk dat hun voorgangers op bevel van Saddam Hussein vier jaar geleden hebben moeten staken in die vier jaar zal hij, naar mag worden verwacht, niet hebben stilgezeten met zijn wapenproductie zullen die resultaten op z'n minst een jaar op zich laten wachten.
Dat zou Saddam Hussein ampel gelegenheid geven zijn kat-en-muisspel te hervatten, en op zijn woord kan - zo is ook ampel gebleken - niet vertrouwd worden. De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zijn dan ook niet bereid hem de ruimte te geven die de andere permanente leden van de Veiligheidsraad geneigd zijn hem te laten. De breuklijnen in het anti-Saddam-Husseinfront zijn dus na een paar dagen weer verschenen.
Daarbij is er nóg een verschil van mening: gaat het om het verjagen van Saddam Hussein of gaat het erom hem zijn massavernietigingswapens te ontnemen en onthouden? Zeker, zijn regime is onmenselijk, maar onmenselijke regimes hoeven op zichzelf nog geen gevaar voor de vrede of zelfs de internationale stabiliteit op te leveren. Massavernietigingswapens in zijn handen doen het echter wèl. Dáár gaat het om.
De Amerikanen denken daar anders over. Zij willen Saddam Hussein kwijt. Dat is, zoals ook bleek uit het gesprek in de krant van 16 september, niet De Hoop Scheffers eerste doel. Hij spreekt van ‘strijdige verlangens’, want regimeverandering behoort volgens hem niet tot de middelen die door de VN gelegitimeerd zijn.
Het verschil is juridisch niet onbelangrijk, maar in de praktijk gering, want: ‘Een regimeverandering zal echter het gevolg (mijn cursivering J.L.H.) zijn van een eventueel aanwenden van geweld’, zegt De Hoop Scheffer. (De pikante vraag is of De Hoop Scheffer hier afstand neemt van het concept van ‘humanitaire interventie’, dat zijn voorganger een tijdlang dierbaar was.)
Er zijn dus nog aanleidingen genoeg die de consensus die zich na Bush' rede even leek af te tekenen, weer ongedaan kunnen maken. Er is echter voorlopig geen aanleiding om de optie van geweld, die bij elk crisismanagement achter de hand gehouden wordt, uit te sluiten. Zij heeft in elk geval deze week Saddam Hussein tot andere gedachten, zij het nog niet tot andere daden, gebracht.
NRC Handelsblad van 19-09-2002, pagina 9