Dicht bij ons bed, maar niet gezien
Ook in de Verenigde Staten zijn er dit jaar verkiezingen: in november wordt een derde van de Senaat en het hele Huis van Afgevaardigden vernieuwd. In verband daarmee heeft een van de instituten die de openbare mening peilen, vragen aan het publiek voorgelegd.
De eerste vraag luidde: ‘Wat is voor u, bij het bepalen van uw stem, belangrijker: binnenlandse kwesties (zoals belastingen, gezondheidszorg en onderwijs) of buitenlandse (zoals terrorisme en het Midden-Oosten)?’ Voor een grote meerderheid van de ondervraagden, 79 procent, hadden binnenlandse kwesties prioriteit.
Daaruit zou opgemaakt kunnen worden dat het effect van 11 september aan het afzwakken is, ware het niet dat op de vraag wat de topprioriteiten van het Congres zouden moeten zijn, een meerderheid van de ondervraagden antwoordde: terrorisme en nationale veiligheid. Een tegenstrijdigheid in de geesten van de meeste Amerikanen? In elk geval vinden ze blijkbaar dat hun volksvertegenwoordiging andere prioriteiten dient te hebben dan waar hun eigen voorkeur naar uitgaat.
Zou het in Nederland veel anders zijn? Als we naar de campagnes van de afgelopen verkiezingen kijken, waren het binnenlandse kwesties, waaronder eveneens gezondheidszorg en onderwijs, die primeerden. Over buitenlandse kwesties is nauwelijks een woord gevallen. Blijkbaar vinden de meeste mensen - en de politici volgen hen - dat dit zaken zijn die anderen, in de eerste plaats regering en parlement, maar moeten bedisselen.
Dat wil dan zeggen dat noch de toekomst van de Europese Unie noch die van de NAVO de mensen erg interesseert. En toch zijn dat al meer dan een halve eeuw de pijlers van Nederlands veiligheid. Maar blijkbaar gaat dit aan het bewustzijn van de meeste mensen voorbij. Het zijn zaken die kennelijk, zoals dat heet, ver van hun bed liggen en die anderen maar moeten uitzoeken.
Nu is dat waarschijnlijk, behalve in tijden van grote internationale spanning, altijd zo geweest. En ook in andere landen laten de meeste kiezers hun stem meestal niet afhangen van het standpunt dat deze of gene partij in internationale kwesties inneemt. Maar dat neemt niet weg dat er binnen afzienbare tijd beslissingen genomen moeten worden die de nationale veiligheid van al die landen ten diepste raken.
Plotseling staan de kranten de laatste twee weken vol van artikelen over de uitbreiding van de EU met tien nieuwe leden. Alsof deze gebeurtenis nieuws is! Al sinds de ‘val van de Muur’, sinds 1989 dus, was dit te verwachten. De hereniging van Duitsland in 1990 was, wat dat betreft, slechts een prelude. En inderdaad is er al die jaren over de uitbreiding onderhandeld, maar nu is het bijna zo ver en worden de mensen wakker en gaan ze beseffen wat die uitbreiding voor hen zou kunnen gaan betekenen.
Eind van dit jaar zal over de toelating van tien nieuwe leden worden beslist - hetzij en bloc, hetzij stuk voor stuk - en hoe die beslissing ook valt, duidelijk is dat de Europese Unie niet dezelfde zal blijven. Valt de beslissing ten gunste van uitbreiding uit, dan wordt de EU in elk geval onregeerbaar - tenzij haar huidige besluitprocedures grondig worden herzien.
Daar is nu een conventie, onder leiding van de Franse oud-president Giscard d'Estaing, mee bezig. Het resultaat daarvan zal aan de nationale regeringen voorgelegd worden, maar nu al is te voorzien dat de regeerbaarheid niet wezenlijk ten koste zal gaan van de uiteenlopende nationale belangen, waarvan de nationale soevereiniteit de waarborg is. Van de Europese eenheid zoals die Monnet, Schuman, Adenauer en de Gasperi in 1950 voor ogen stond, zal er dan weinig over zijn.
Mogelijk is ook dat er negatief over de uitbreiding beslist zou worden. Zelfs een beslissing om de toetreding, die nu op 2004 is vastgesteld, uit te stellen zou door de kandidaat-leden, meestal in Midden- en Oost-Europa, als een afwijzing worden uitgelegd. Zij zullen zich verraden en verbitterd voelen. Nationalistische en xenofobe reacties zijn te verwachten.
Zo'n resultaat zou de onzekerheid in Europa alleen maar vergroten - ook in het Europa van de EU. Immers, Duitsland, dat, met Oostenrijk, het dichtst bij de meeste van die landen ligt en zich garant heeft gesteld voor de toetreding van de grootste hunner, Polen, zou dit resultaat niet kunnen aanvaarden en in conflict komen met Frankrijk, dat de uitbreiding nauwelijks verhuld tegenwerkt. Het is niet merkbaar dat onze politici zich bewust zijn van deze politiek-strategische context van de uitbreidingskwestie. De partijen van het kabinet-in-wording, die zojuist blijmoedig hebben ingestemd met het miljardenproject van de JSF, fronsen hun wenkbrauwen over de financiële gevolgen van een uitbreiding, en de oppositie zwijgt.
Tegelijkertijd staat ook de NAVO, die andere pijler van het Nederlandse veiligheidsbeleid, op de helling. In een laatste poging die organisatie na de Koude Oorlog nog een zin te geven, hebben de Amerikanen bijna ultimatief de bondgenoten ingrijpende hervormingsvoorstellen voorgelegd, die ten doel hebben niet langer de niet meer bestaande Sovjet-Unie, maar het terrorisme te bestrijden.
Dit zou een geheel nieuwe bewapeningsstructuur vergen (het is de vraag of de JSF daarin nog zou passen), wat niet zonder aanzienlijke extra investeringen in de defensie zou kunnen. Het publiek is daar in de verste verte niet op voorbereid, en het kabinet-in-wording praat alleen maar over bezuinigingen.
Kortom, de structuren en allianties die Europa na de Tweede Wereldoorlog bijeengehouden en aan de Verenigde Staten gebonden hebben, brokkelen voor onze ogen af - als we tenminste willen zien. Onze politici lijken zich daar in elk geval helemaal niet van bewust. Na het einde van de Koude Oorlog was het duidelijk dat die structuren en allianties niet onveranderd zouden kunnen blijven, maar hun nieuwe zin en inhoud te geven gaat blijkbaar onze collectieve kracht te boven.
NRC Handelsblad van 13-06-2002, pagina 9