Niet af van Pim Fortuyn
Op een steenworp afstand van de plaats waar in 1672 de gebroeders De Witt door het Haagse gepeupel werden gelyncht, vergaderden vannacht in het belegerde Binnenhof de regenten van vandaag, de radeloosheid nabij, over wat te doen na de moord op de man die als geen ander hun bestel had bedreigd: moeten de verkiezingen van volgende week doorgaan of niet?
Wat hierover ook beslist wordt - of, wanneer deze regels in druk verschijnen, beslist is - Pim Fortuyn zal over zijn graf heen meeregeren, ook als zijn partij, na het verlies van haar lijsttrekker, niet hetzelfde succes zou behalen als mét hem was voorspeld; ja, ook als zij ten slotte uiteen zou vallen. Nederland is, met andere woorden, niet van Pim Fortuyn af.
Net zomin als Frankrijk af is van Le Pen, ondanks de vernietigende nederlaag die hij zondag in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen heeft geleden. Hij is nog altijd goed voor ongeveer twintig procent van de kiezers, en daarmee kan hij, als hij bij de parlementaire verkiezingen van juni hetzelfde percentage haalt, Frankrijk vrijwel onregeerbaar maken.
Hoeveel procent van de stemmen Pim Fortuyn op 15 mei zou halen, zal onbekend blijven. De laatste peilingen gaven hem 19 tot 25 zetels op de 150 van de Tweede Kamer, en volgens het onderzoekbureau Intomart moest er zelfs rekening mee worden gehouden dat zijn partij de grootste zou worden en dus de minister-president zou kunnen leveren.
Pim Fortuyn mag dan dood zijn, de gevoelens van onbehagen bij een groot deel van het volk waaraan hij stem wist te geven, zijn niet als bij donderslag verdwenen. Integendeel, verwacht mag worden dat dit onbehagen nu in frustratie zal overgaan, die zich wel eens in gewelddadigheden zou kunnen uiten. Veel zal, wat dat betreft, afhangen van wie de dader, en wat zijn motief, zal blijken te zijn. Intussen kunnen onze regenten zelfs niet heimelijk opgelucht ademhalen. Het gevaar voor hun heerschappij blijft, ook al vindt het voorlopig geen kristallisatiepunt zoals Pim Fortuyn was. De bestaande partijen zullen hun ideeën, en hun gezichten, moeten vernieuwen om bij de verweesden van vandaag nog enige geloofwaardigheid te heroveren - behalve misschien, merkwaardig genoeg, het CDA en de ChristenUnie, die met Balkenende en Veling althans een nieuw gezicht hebben.
Het sterkst getroffen door het onbehagen dat zijn uitlaatklep in Pim Fortuyn had, zijn de sociaal-democraten. Immers, het populisme van Fortuyn, Haider in Oostenrijk, Kjaersgaard in Denemarken, Hagen in Noorwegen, Le Pen in Frankrijk - dat veel te gemakkelijk over één kam wordt geschoren en afgedaan - slaat vooral bressen in hun traditionele electoraat.
De 35 procent die Pim Fortuyn in maart bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam haalde, komt voor een groot deel uit de lagen die vanouds links plachten te stemmen. Bij de zeven miljoen arbeiders die Frankrijk telt, kreeg het Front National van Le Pen meer stemmen dan de andere partijen (incluis de socialisten en communisten). Hetzelfde gold voor de successen van Kjaersgaard en Haider.
Mia Doornaert, die enkele jaren Parijse correspondent van de Brusselse Standaard is geweest, schrijft in een analyse over de Franse verkiezingen: ‘De intellectuele elite, waartoe de pers en de andere media behoren, vergat en vergeet dat er een oppositie buiten haar knusse kring van conformisme-provocatie bestaat. Gedurfd doen over seks, over heilige huisjes in de maatschappij lijkt alleen maar stoer, want dat is al lang bon ton in het eigen milieu. De echte uitdagingen liggen elders.’
Het huidige politieke en maatschappelijke klimaat wordt, zo schrijft zij, sterk getekend door ‘de generatie van mei '68 en haar vrijheid-blijheidnazaten van de jaren zeventig’. Het ‘“gewone volk” komt wel in de media en pers als onderwerp van reportages, maar is geen dagelijkse partner van discussie.’ Dat gewone volk ‘heeft trouwens lak aan de liberalisering van de joint, het homohuwelijk en andere nieuwlinks-groene stokpaardjes’. Het heeft andere zorgen - zoals de immigratie en de veiligheid op straat.
Is dat in Nederland zoveel anders? Daar is de spraakmakende Amsterdamse grachtengordel, die als metafoor veel uitgebreider is dan zijn naamgever, weliswaar veelal links, maar met een nauwelijks verholen minachting voor het ‘klootjesvolk’. De huidige PvdA is daar grotendeels een exponent van. Op een goed ogenblik krijgt dat klootjesvolk dat door en gaat het òf helemaal niet òf op Pim Fortuyn stemmen. En net zomin als in Frankrijk zijn de media, door hun soms incestueuze verhouding met die metaforische grachtengordel, daar geheel onschuldig aan.
Niet dat het ontbroken heeft aan waarschuwende stemmen uit eigen kring. Zo schreef Marijke Linthorst, redacteur van Socialisme en Democratie, in het februarinummer van dit maandblad dat Pim Fortuyns succes ‘voor iedere politieke partij reden zou moeten zijn voor grondig zelfonderzoek’. ‘Laten we toch eens gewoon erkennen dat er misstanden zijn en daar de verantwoordelijkheid voor nemen. Dat lijkt me een vruchtbaarder reactie op de opkomst van Leefbaar Nederland (of andere protestpartijen) dan het zoeken van excuses of het bagatelliseren van de misstanden.’
Het zou ook een vruchtbaarder reactie zijn dan het boycotten en demoniseren van die partijen, die ook bij de jeugd een grote aanhang hebben, want zo'n strategie richt zich in de kern tot de eigen clientèle, zoals de conclusie van een analyse in de Frankfurter Allgemeine van gisteren luidt. Of zoals de veelgesmade Jan Pronk in een interview met Trouw (eveneens van gisteren) zegt: ‘Zodra je iemand aanvalt met wie mensen zich vereenzelvigen, schoffeer je die mensen. Dat is niet verstandig. Sterker: het werkt contraproductief.’
Maar het is niet alleen de PvdA die aan ‘grondig zelfonderzoek’ moet doen. Het hele politieke establishment - om dit vloekwoord van links uit de jaren zestig te gebruiken - is daartoe geroepen. Op straffe van vervreemding, zo niet erger, van een steeds groter deel van de bevolking, dat dan zijn heul zoekt bij wellicht gevaarlijker simplificateurs dan Pim Fortuyn was.
NRC Handelsblad van 07-05-2002, pagina 7