De rest is chaos
‘Ondanks decennialange klachten over amerikanisering van de politiek is in de twintigste eeuw niet één politicus zonder partij werkelijk succesvol geweest’, zo las ik in het boek van de Groninger hoogleraar H. te Velde Stijlen van leiderschap: persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl, waarvan ik de lectuur enige dagen na de dood van Pim Fortuyn afsloot (uitg. Wereldbibliotheek).
Inderdaad, in de twintigste eeuw is geen enkele politicus zonder partij werkelijk succesvol geweest. Maar in de 21ste? Wie zou, deze regels in die eeuw lezend, niet dadelijk aan Pim Fortuyn denken? Te Velde noemt hem niet in zijn boek, dat dan ook niet over deze eeuw gaat, maar de lezer kan niet nalaten telkens, vooral tegen het eind van het boek, associaties met hem te leggen.
Te Velde vergelijkt de Nederlandse politici wier stijl van leiderschap hij beschrijft - Thorbecke, Kuyper, Colijn, Drees en Den Uyl - met Nederlandse, maar ook buitenlandse tijdgenoten. Zo komt tegen het eind ook president Kennedy, een idool van Pim Fortuyn, aan de beurt. Van hem schrijft hij:
‘Andere leiders boeiden hun aanhang door hun identificatie met het centrale thema van een bepaalde groep (...) en werden vereerd als voorman en exponent van een groep. Kennedy projecteerde het beeld van een moderne, avontuurlijke en actieve persoon die de wereld veroverde, een voorbeeld ter navolging voor autonome individuen, die het gevoel hadden vertrouwd te zijn met een leider die ze eigenlijk alleen uit de verte kenden. (...)
De moderne mens identificeerde zich daar graag mee. Er hoorde een imago van krachtdadigheid bij, maar het ging uiteindelijk minder om concrete maatregelen dan om de inspirerende werking. (...) In politiek gaat het maar deels om concrete maatregelen op zichzelf; belangrijk is evenzeer de maatschappelijke steun en de symboolwerking die ervan uitgaat.’ Alles Fortuyn op het lijf geschreven, hoewel de schrijver hier misschien niet eens aan hem gedacht heeft.
Ook president de Gaulle brengt Te Velde ter sprake. ‘Hij was een voorbeeld van theatraliteit. Dit is het tegendeel van de bestuursstijl in Nederland’, maar iets van die theatraliteit ‘zal er toch moeten zijn om politiek te maken tot een herkenbaar conflict voor gewone mensen’.
The Economist van vorige week is van dezelfde mening: Pim Fortuyn ‘mag dan een beroep hebben gedaan op enkele onplezierige gevoelens over de immigranten, maar hij voerde ook een vorm van bewust extravagante, scherptongige theatraliteit in de Nederlandse politiek in, die de politieke leiders van het land saai deed schijnen’. Lubbers erkende het al in 1994: ‘Nederland is door mij saaier geworden.’ Kok heeft die stijl voortgezet.
Die bestuursstijl mag dan typisch Nederlands zijn, massa's mobiliseer je er niet mee. Op gezette tijden komen die in opstand tegen de regenten, die de zaken in binnenkamers bedisselen. Ideologische veren blijken toch nodiger dan Kok dacht, die met het afschudden ervan zijn partij onherkenbaar maakte. ‘De kabinetsleiders met de meest mobiliserende presentatie zijn in Nederland niet voor niets het duidelijkst partijpolitici gebleven: Kuyper en Den Uyl’ - toevallig (of niet?) beiden gereformeerd dan wel van gereformeerden huize.
En nu? ‘Het natuurlijke milieu dat de partij vroeger voor de leider was, is er niet meer. Onder Lubbers en Kok is de betekenis van de partij sterk afgenomen, maar zij hebben, afgezien van bestuurlijke contacten en opiniepeilingen, geen andere manier gevonden om met de wereld buiten Den Haag in contact te komen.’ Of anders gezegd: ‘Nu van de partijen niet veel meer over is dan een soort kiesverenigingen - essentieel voor de selectie van politiek personeel, maar zonder veel maatschappelijke worteling - ontstaat het probleem hoe de politiek buiten het bestuur eruit moet zien.’ Op die vraag geeft Te Velde geen antwoord. De historicus is geen voorspeller.
Maar laten wij, ondanks de unieke gebeurtenissen van de laatste maanden - de ongekende overwinning van Pim Fortuyn op 6 maart, zijn dood door moordenaarshand op 6 mei - niet denken dat het in andere Europese landen wezenlijk anders is. Die Zeit schreef vorige week: ‘Intussen is in heel Europa de snel wegsmeltende belangstelling van de burgers voor het steeds ingewikkelder politieke leven van de parlementaire democratie een normaal verschijnsel.’
En een andere schrijver in dit Duitse weekblad heeft het over de ‘radeloosheid van de politieke elite: niet in staat het conservatisme van structuren die hun tijd hebben gehad, uit de weg te ruimen. Het is een paradox: de politieke klasse depolitiseert zichzelf juist op een ogenblik dat de samenleving energieke politieke leiding verwacht’. Het lijkt, als twee druppels water, op de toestand in Nederland, maar is, gezien de plaats die een land als Duitsland in Europa inneemt, oneindig belangrijker.
Intussen is het hemd nader dan de rok, en daarom is de uitslag van de verkiezingen van gisteren voor ons belangrijk. Te beginnen met vandaag zal die uitslag, en de betekenis ervan, uitvoerig in de media werden geanalyseerd. Laat ik er voorlopig dit van zeggen: de verpletterende nederlaag van de PvdA zij die partij, met haar arrogantie, meer gegund dan Kok, die een dankbaarder einde van zijn politieke leven had verdiend. Wat de PvdA bijzonder moet steken is dat haar aanhang nog minder trouw is gebleken dan die van de VVD.
De historische verliezer is echter D66 - niet om het aantal zetels dat het opnieuw verloor, maar omdat zijn missie is mislukt: het CDA, dat in 1994 uit de macht die het tachtig jaar had genoten - ‘we run this country’ - was verdrongen, is weer de grootste partij geworden en kan, linksom of rechtsom, de dienst uitmaken.
De rest is chaos. Misschien zal een toekomstige historicus eens tot de droeve conclusie komen dat Pim Fortuyn in zes maanden meer heeft bijgedragen tot de ontploffing van het politieke stelsel dan Van Mierlo in 35 jaar. Of zal de gereformeerde Balkenende erin slagen de losgeslagen massa's tot herstel van een zekere orde te mobiliseren? De daarvoor nodige ideologische veren heeft hij tenminste niet afgeschud. Maar beschikt hij ook over de theatraliteit die daar eveneens voor nodig is?
NRC Handelsblad van 16-05-2002, pagina 9