Conflict tussen natuurverschijnselen
Toen in 1973 de Arabieren een olieboycot over Nederland afkondigden, zei minister-president Den Uyl: de wereld van vroeger komt niet meer terug, en velen geloofden hem. Maar een half jaar later was alles voorbij en begon de welvaart pas goed. Moeten we Den Uyl daar postuum om uitlachen?
Na 11 september 2001 zeiden velen, onder wie ik, wat Den Uyl 28 jaar tevoren had gezegd en met meer recht, want de aanval op New Work en Washington was heel wat dramatischer dan die olieboycot, waarvan we ons nu alleen nog maar een paar autovrije zondagen herinneren. Maar ook nu, vier maanden na 11 september, wordt weer gezegd: die paniek was overdreven, het leven herneemt zijn gang.
Inderdaad, het leven herneemt altijd zijn gang. Ook na verstoring van hun nest beginnen de mieren onmiddellijk aan de wederopbouw. Of om opnieuw een vaderlands voorbeeld te nemen: de Tweede Wereldoorlog heeft onze samenleving zwaar verstoord, maar daarna verlangden de Nederlanders alleen maar naar herstel ook van de oude samenleving.
Dit verlangen vertaalde zich in de uitslag van de eerste naoorlogse verkiezingen (1946). Die was niet wezenlijk verschillend van de laatste vooroorlogse verkiezingen (1937). In elk geval is de ‘doorbraak’, de poging om het zuilenstelsel te doorbreken, toen mislukt.
Die lukte pas, en dan nog ten dele, twintig jaar later.
De ogenschijnlijke normalisatie sinds II september zegt dus niet zo veel. Onder de oppervlakte kunnen krachten zijn gewekt die zich misschien ook pas na twintig jaar zullen manifesteren. Moeten we dan aan de islam denken? Niet in de eerste plaats. Het zijn eerder de miljoenen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika niet allen mohammedaans die op 11 september met onverschilligheid, leedvermaak of zelfs vreugde hebben gereageerd.
Dat was de reactie van de arme en de machteloze op een slag die de rijke en machtige werd toegebracht, en die reactie heeft niets met ideologie of godsdienst te maken. ‘We hebben geleerd’, schrijft John Lloyd in de Financial Times van 12 januari, ‘dat er iets ergers is dan te worden geconfronteerd met een kracht met een vreselijke ideologie, en dat is te worden geconfronteerd met een kracht zonder ideologie.’
Lloyd bedoelt daarmee de mensen in die werelddelen die hunkeren naar de welvaart (en misschien ook de vrijheid) van het Westen, maar niet de ‘mechanismen of instellingen hebben ontwikkeld die de voorwaarde zijn voor die welvaart en vrijheid en ook niet het geduld hebben om te beginnen aan het lange gezwoeg van ontwikkeling en accumulatie dat nodig is om die te bereiken’.
Maar hoe kunnen die achtergebleven massa's ooit een macht worden waar het Westen rekening mee moet houden? Lloyd citeert natuurwetenschappers die menen dat binnen enkele jaren duizenden zelfs miljoenen over het vermogen kunnen beschikken wapens te maken en verspreiden die epidemieën veroorzaken en/of hele landstreken in brand zetten. Daar is niet eens een netwerk als van Al-Qaeda voor nodig.
Ja, misschien heeft die ideologische voorhoede al haar opdracht vervuld door bij de door geen ideologie gedreven massa's het besef te wekken dat het binnen hun bereik ligt de rijke en machtige wereld dodelijk te treffen. ‘Het is de ontevreden stemming van de zelf werkeloos blijvende meerderheid, de onder haar gehoorde luide of gefluisterde klachten, haar spot en dreigingen die de weg banen voor de gewelddadige minderheid’, schrijft de Amsterdamse hoogleraar Kurt Baschwitz (1886-1968) in zijn nog altijd actuele boek Denkend mens en menigte. Zo zijn revoluties altijd begonnen. ‘Een menigte van normale mensen begaat geen “massamisdaden”. De medeplichtigheid der brede massa die nodig is voor het welslagen van de revolutie bestaat niet in handelen, doch in toelaten.’ Zo was het bij de moeder van alle revoluties, de Franse van 1789; zo was het om Nederland er weer bij te betrekken bij de Indonesische revolutie van 1945. Zou het zo ook niet zij het met vertraging kunnen gaan na de val van de Newyorkse Bastilles? De geest die toen uit de fles ontsnapt is, krijgen we er niet zo gauw meer in.
Het is dus geen kwestie van oorlogen tussen staten (de meeste derdewereldregeringen willen liever niet, zeker na Afghanistan, een oorlog met Amerika uitlokken), ook niet tussen beschavingen en ideologieën; ook het globalisme, dat overal om zich heen grijpt, is geen ideologie. Het is eerder een nu nog sluimerend conflict tussen natuurverschijnselen. Toegegeven: het is te vroeg om te zeggen dat Hannibal (die de Romeinen als een barbaar beschouwden) voor onze poorten staat, maar het is ook te vroeg om te zeggen dat de wereld door 11 september niet veranderd is.
Wat te doen om te voorkomen dat het eerste gebeurt? Het obligate antwoord luidt hulp, hulp en nog eens hulp veel meer dan nu gegeven wordt aan de verschoppelingen der aarde. Los van de vraag of hulp niet de ontvangers een prikkel ontneemt hun lot zelf ter hand te nemen, ja niet eerder tot wrok dan tot dankbaarheid leidt, is er het feit dat in geen democratisch land de kiezers ervoor te vinden zullen zijn hulp te geven ten koste van eigen levensstandaard tenzij zij plotseling gegrepen zouden worden door een ideologie van zelfopoffering.
Het christendom is zo'n ideologie, maar tweeduizend jaar hebben de christenen misschien wel meer offervaardig gemaakt, maar niet meer bereid tot massale zelfopoffering, tenzij voor het vaderland. En daarbij komt dat de kerken in het democratische westen althans in Europa steeds meer aan terrein verliezen. Noch van de democratie noch van het christendom zal dus het antwoord komen.
NRC Handelsblad van 24-01-2002, pagina 7