The great game
Traditioneel heeft Nederland, dat als zeevarende mogendheid zijn ogen vooral westwaarts richtte, weinig belangstelling voor Oost-Europa gehad. Daartussen lag Duitsland, waarvoor onze belangstelling lange tijd ook niet bijzonder groot was. Dit gebrek aan belangstelling (en kennis) heeft zich gewroken toen Nederland in 1991, als voorzitter van de Europese Unie, te maken kreeg met het uiteenvallende Joegoslavië en dit verschijnsel met de normen van de schoolmeester te lijf ging. Hoe staat het thans tegenover wat de historicus M.C. Brands (in de Volkskrant van 1 december) ‘de grote herschikking na 11 september’ noemt, waarin de terugkeer van Rusland op het wereldtoneel (maar nu als partner van de Verenigde Staten) zich als reële mogelijkheid aandient? Eist deze mogelijkheid een heroverweging van Nederlands prioriteiten, die sinds 1945, in een enigszins dialectische relatie, op Amerika en de Europese integratie gericht waren?
Onze bewindslieden hebben we er nog niet over gehoord, maar dat moeten we hun niet te kwalijk nemen. De reizen naar Pakistan, India en Iran vergen veel van hun tijd. Maar toch zou de neiging van de grote Amerikaanse bondgenoot om, met voorbijgaan van multilaterale verbanden, afspraken met afzonderlijke landen te maken hun zorgen moeten baren vooral wanneer die landen geen bondgenoten in de formele zin des woords zijn, zoals Rusland.
Wat hierover ook in Den Haag gedacht (of niet gedacht) wordt we kunnen er zeker van zijn dat die zorgen in andere Europese hoofdsteden bestaan. Sommige ervan hebben al op die mogelijke ‘herschikking’ gereageerd, zo ze er al niet op waren vooruitgelopen. Zo heeft Blair voorgesteld Rusland nauwer bij de NAVO te betrekken. Schröder heeft al lang een speciale relatie met Poetin. Het feit dat de laatste voortreffelijk Duits spreekt, vergemakkelijkt dit natuurlijk.
Maar los daarvan: Duitsland, dat na de hereniging weer een Midden-Europees land is geworden, heeft altijd een heel andere waarneming van Rusland en de landen in zijn nabije oosten dan de landen van West-Europa. Er zijn tijden geweest dat in Duitsland bepaald werd geschwärmt met Rusland en zijn cultuur. Europa und die Seele des Ostens heet het boek van de Duitser Walter Schubart, dat in 1938 in Luzern verscheen. Het bezingt de ‘messiaanse ziel’ van de Russische mens.
Die Schwärmerei leefde twaalf jaar geleden weer op toen Gorbatsjov Duitsland bezocht, en toen Poetin onlangs de Bondsdag in Berlijn toesprak weer in dat voortreffelijke Duits kwam er geen eind aan het applaus. Veelvuldig werd niet alleen door hem, maar ook door Schröder en Rau herinnerd aan het woord van Thomas Mann dat de Russische literatuur ‘heilig, om te aanbidden’ was.
Maar er zijn ook objectievere factoren die maken dat een integratie van Rusland in het westen een specifiek Duits belang is. Het heeft in elk geval geen belang bij een instabiel Rusland, dat een bron van onrust in de andere landen van Midden-Europa zou zijn. Deze stabiliteit streeft ook Poetin na. Meermalen heeft hij immers gezegd dat zijn doel de modernisatie van Rusland en zijn integratie (in het westen) is.
Als er één West-Europees land is dat de mogelijkheid van zo'n herschikking wantrouwen inboezemt, is het Frankrijk. Door de verschuiving van Duitslands gewicht naar het oosten om niet te spreken van een Duits-Russische entente ziet het zijn laatste hoop op politiek leiderschap van Europa vervliegen. En als zo'n entente ook nog eens overkoepeld zou worden door een Amerikaans-Russisch akkoord, dan is het helemaal gedaan met de Franse pretenties.
Is het daarom dat minister van Buitenlandse Zaken Védrine onlangs ervoor heeft gepleit om in 2004 niet alleen de tien kandidaat-leden in de EU op te nemen, maar ook Roemenië en Bulgarije? Iedereen is het erover eens dat die twee landen in nog geen tien jaar zullen voldoen aan de eisen van het lidmaatschap. Is het Védrine's bedoeling om de uitbreiding van de EU, die Duitslands invloed in Europa zou vergroten, onmogelijk te maken door een vlucht naar voren?
Hoe het ook zij, Rusland hoeft geen lid van NAVO en EU te worden het streeft zo'n lidmaatschap trouwens ook niet na om toch door zijn toenadering tot Amerika en Duitsland spanningen tussen de leden van de EU onderling op te roepen. Een gemeenschappelijke Europese buitenlandse en veiligheidspolitiek zou dan nog meer een illusie worden dan zij nu al is. Te meer reden om nieuwsgierig te zijn naar de gedachten van onze bewindslieden over een en ander.
Nu weten we wel dat minister Van Aartsen, niet altijd ten onrechte, een afkeer heeft van ‘abstracte concepten en vergezichten’, en inderdaad kunnen er nog allerlei dingen gebeuren die de warme vriendschap tussen Poetin en Bush en tussen Poetin en Schröder doorkruisen, maar er zijn toch, opnieuw, enkele objectieve factoren die ons, zo niet de plicht, dan toch een excuus geven hierover na te denken.
Poetins wens zijn land te moderniseren en (daarom) te integreren in het westen is al genoemd. Een andere factor is China, dat al verder op de weg van modernisering is dan Rusland en alleen al om die reden Ruslands behoefte aan ruggensteun in het westen vergroot. Tenslotte is er het islamitisch terrorisme, dat Poetin, zo zei hij onlangs in Amerika, meer zorgen baart dan de Amerikaanse aanwezigheid in Centraal-Azië.
In de 19de eeuw werd de Brits-Russische rivaliteit om invloed in Afghanistan the great game genoemd. Het is misschien slechts toeval dat het spel dat nu op wereldschaal om invloed gespeeld wordt, zijn brandpunt opnieuw in Afghanistan vindt. Maar de repercussies ervan, en de herschikkingen waartoe het aanleiding geeft, zullen in de verste uithoeken van de wereld gevoeld worden. Naar het zich laat aanzien is Frankrijk de grote verliezer van dit spel.
En Nederland? Wat kan de invloed zijn van een land dat, bij monde van zijn minister-president, zegt dat het in oorlog is en met veel tamtam een kleine vierduizend militairen voor die oorlog aanbiedt maar dan liefst voor opdrachten die geen levens op het spel zetten? Nihil. Maar wel een grote broek aan. De schaamte van Srebrenica herleeft.
NRC Handelsblad van 06-12-2001, pagina 9