Oorlog, een misleidend woord
In de vele beschouwingen over de betekenis die de aanval op Amerika van 11 september voor onze beschaving kan hebben, worden twee boeken van Amerikaanse denkers vaak genoemd: The end of history and the last man van Francis Fukuyama en The clash of civilizations and the remaking of the world van Samuel Huntington. Beide boeken gaan over de wereld na de val van het communisme.
Hoevelen in Nederland het eerste boek hebben gelezen, is de vraag. De discussie over Fukuyama's theses geschiedde meestal op grond van een voorafgaand artikel van hem in The National Interest, waarvan de titel nog een vraagteken inhield: The end of history? Maar dit vraagteken werd in de discussie veelal genegeerd, en Fukuyama kreeg de nodige kritiek, zo niet hoon.
Die kritiek was niet helemaal gerechtvaardigd, want in zijn artikel zei hij nadrukkelijk: ‘Het einde van de geschiedenis betekent niet het einde van gebeurtenissen in de wereld.’ Het betekent zelfs niet ‘het einde van het internationaal conflict als zodanig’. ‘Terrorisme en nationale bevrijdingsoorlogen zullen blijven’, zei Fukuyama in 1989.
Ook was Fukuyama niet triomferend over de overwinning van liberalism (vaak hier verkeerd met liberalisme vertaald, terwijl het eerder, veel ruimer, democratie en rechtsstaat betekent). Integendeel, Fukuyama sprak over de ‘geestelijke leegheid’ van liberalism en voorzag ‘eeuwen van verveling’. ‘Het einde van de geschiedenis zal een zeer droevige tijd zijn’, besloot hij.
Wat bedoelde hij dan wèl met het einde van de geschiedenis? Hij bedoelde ermee ‘het eindpunt van de ideologische evolutie van de mensheid en de universalisatie van de westerse liberal democratie als definitieve regeringsvorm’. De geschiedenis als intellectueel discours is, na de val van de ideologische tegenstander die het communisme was, ten einde.
Inderdaad hadden liberalism en communisme in zoverre gemeenschappelijke wortels dat beide voortkwamen uit de Verlichting. Karl Marx was een typisch negentiende-eeuwse Europese denker. In zoverre was het communisme, als ideologie, onmiskenbaar een product van de westerse beschaving en was er dus - alweer: ideologisch - discussie mee mogelijk.
In de praktijk was die discussie vrijwel onmogelijk, omdat een niet-westers machtssysteem, de Sovjet-Unie, zich van die ideologie had meester gemaakt en haar tot instrument van zijn machtspolitiek had gemaakt. Maar zelfs in die geperverteerde vorm dwong het communisme de tegenstander tot nadenken, standpuntbepaling en bezinning over zichzelf. Die prikkel viel weg na de val van het communisme.
Nu kan er veel tegen deze theorie ingebracht worden, en Fukuyama is er zelf tien jaar later gedeeltelijk van teruggekomen (‘de geschiedenis kan niet tot een eind komen zolang de moderne natuurwetenschap geen eind heeft’, zei hij nu), maar vaststaat dat er met de nieuwe tegenstander die opgedoemd is, het islamitische fundamentalisme, nog minder gemeenschappelijks is dan er met het communisme was. Daarmee is geen enkel intellectueel discours mogelijk. Dialoog - een woord dat weer gehoord wordt - is hier een leeg woord.
Daarom is het niet helemaal billijk om, met Pieter Hilhorst en Hans Wansink in de Volkskrant van 15 september, te schrijven: ‘Het feestje van Fukuyama is voorbij.’ Hij mag dan niet helemaal gelijk hebben gehad, maar een tegenstander met wie een ideologische discussie in beginsel mogelijk is, is er nòg niet. De liberal consumeermaatschappij blijft even leeg als zij was, tenzij die leegte door nationalisme gevuld zou worden (iets wat Fukuyama als mogelijkheid voorzag en wij nu in Amerika zien gebeuren).
Het andere boek, dat van Samuel Huntington, kan, in tegenstelling tot dat van Fukuyama, na 11 september van zeker eerherstel genieten. Daarin voorzag de schrijver niet langer klassieke oorlogen tussen staten, maar tussen beschavingen, waarvan hij er een stuk of zes telde. De islam was, volgens hem, één van die beschavingen waarmee het Westen in botsing zou komen.
Bij verschijning, in 1996, kreeg die stelling eveneens veel kritiek. Ook ik mengde mij toen in de discussie (al vóór 1996, nl. op grond van een eerder verschenen artikel van Huntington, waarin hij zijn later uitgewerkte these poneerde). Mijn voornaamste bezwaar was dat de islam hopeloos verdeeld was en dat daarom de islamitische staten zich nooit tot een militaire macht zouden samensmeden, vergelijkbaar met Amerika. De oorlog tegen Irak lag nog vers in het geheugen.
Nu moet ik toegeven dat ik te zeer bevangen was door het idee dat oorlogen alleen maar tussen staten (of coalities van staten) gevoerd kunnen worden. Nu, na 11 september, blijkt dat er helemaal geen staten voor nodig zijn om een staat in zijn hart te treffen. En waar er geen vijandelijke staat is, kan de vijand ook niet verslagen worden - althans niet met middelen waarmee tot dusver oorlogen gevoerd werden. Oorlog is dan ook, in de nieuwe situatie, een misleidend woord geworden.
Hoe misleidend - dat blijkt alleen al hieruit dat minister-president Kok maandag verklaarde dat ook Nederland ‘in oorlog’ is, terwijl de Belgische minister van Buitenlandse Zaken tegelijkertijd in een interview in De Standaard zei: ‘Nee, we zijn niet in oorlog.’ Leve de gemeenschappelijke buitenlandse en veiligheidspolitiek van Europa!
Omdat staten niet de belangrijkste acteurs waren in de aanval op Amerika, is het onverstandig al te veel hoop te putten uit de verklaringen van islamitische regeringen en islamitische religieuze leiders in het Westen waarin die aanslag wordt afgekeurd of zelfs steun wordt beloofd aan Amerika. Dat doen ze vrijwel zeker omdat ze bang zijn voor hun eigen hachje of voor haatcampagnes tegen islamitische minderheden. Even zeker is het dat de grote massa's in islamitische landen er, wat dit betreft, anders over denken. En daaruit worden de terroristen gerekruteerd.
Om nog even op Fukuyama terug te komen: in de Financial Times van 15 september laat ook hij zijn licht over de aanslag schijnen. (Dit stuk stond ook in deze krant van 18 september). Hij verwacht dat de Amerikaanse samenleving ‘sterker en meer verenigd en meer internationaal betrokken’ uit de ramp te voorschijn zal komen. ‘Thans en voor de voorzienbare toekomst is isolationisme van de tafel’, het is ‘geen optie’. Het lijkt een beetje vroeg om nu al tot die conclusie te komen.
NRC Handelsblad van 20-09-2001, pagina 9