Amerika in Europa
President Bush kan met meer voldoening terugkijken op zijn eerste bezoek aan Europa dan sommige Europeanen. In de eerste plaats moesten zijn gesprekspartners erkennen dat hij niet de Texaanse boerenhufter was die karikaturisten van hem gemaakt hadden. Hij kende in elk geval zijn dossiers. Of hij ook goed kon luisteren - daarover verschillen de meningen. Maar niet goed (kunnen) luisteren is een euvel van velen - politici niet uitgezonderd.
Belangrijker was dat hij, wat zijn plan voor een raketschild betreft, geen gesloten Europees front tegenover zich vond. Van de leden van de EU zijn Spanje en Italië ervoor; als puntje bij paaltje komt, Groot-Brittannië ongetwijfeld ook. Duitsland aarzelt nog. Alleen Frankrijk is mordicus tegen. President Chirac noemde het een ‘fantastische aansporing tot proliferatie’.
Maar laten we de Midden-Europese leden van de NAVO (en kandidaat-leden van de EU), Polen, Tsjechië en Hongarije, niet vergeten. Die zijn onvoorwaardelijk voor. President Václav Havel zei zelfs dat een ‘defensief bondgenootschap als de NAVO een morele plicht heeft defensieve wapens te ontwikkelen’ (het is lang geleden dat een Europese bewindsman de moraal als argument voor bewapening aanvoerde).
Een meer realpolitisch argument hanteerde de Poolse vice-minister van Buitenlandse Zaken: ‘We moeten niet vergeten dat Reagans raketschild gunstig voor ons was: het dwong de Sovjet-Unie tot concessies’, terwijl een andere Pool eraan herinnerde dat Frankrijk en Engeland in 1939 Polen in de steek hadden gelaten. Met nog meer recht kunnen de Tsjechen dit argument bezigen: die werden in 1938 werkelijk in de steek gelaten.
Er blijkt uit dat de Midden- en Oost-Europeanen een andere prioriteit hebben dan de West-Europeanen. Voor hen primeert de kwestie van de veiligheid. Anders dan de EU zien zij in Rusland (straks misschien gesteund door Wit-Rusland, Oekraïne en Moldova) een bedreiging. De EU kan hen, in hun ogen, daartegen niet beschermen. Dat kan alleen Amerika.
Daarbij komt dat zij niet veel reden hebben de EU, die (alweer in hun ogen) traineert met hun lidmaatschap, bovenmate dankbaar te zijn. Weliswaar toonden zij zich verheugd over het resultaat van de Europese top in Gotenburg, omdat daar eind 2002 genoemd werd als datum waarop de uitbreidingsonderhandelingen afgerond zouden moeten zijn, maar het is de vraag of ze zich niet blij maken met een dooie mus: het moeilijkste dossier, landbouw, kan pas aangepakt worden na de Franse en Duitse verkiezingen (resp. voorjaar en najaar 2002).
Bovendien heeft de verreweg grootste kandidaat, Polen, de voorwaarden voor toetreding nog lang niet vervuld, en vooral Duitsland staat op het standpunt dat Polen in elk geval bij de eerste uitbreidingsronde moet zijn - wat zou betekenen dat de anderen op Polen zouden moeten wachten en dus de uitbreiding zeker over 2002 getild zou worden (tenzij om politieke redenen de voorwaarden voor Polen verzacht zouden worden, wat niet ieders instemming zou hebben).
Het Ierse ‘neen’ tegen uitbreiding zal de kandidaat-leden evenmin hebben gerustgesteld wat hun welkom in de EU betreft. De Gotenburgse top bagatelliseerde dat ‘neen’ enigszins. Of zo'n reactie geschikt is om de Ieren, die, net zoals iedereen, graag serieus genomen worden, aan te moedigen volgend jaar ‘ja’ te stemmen? Zo niet, dan zal de uitbreiding nog langer op zich laten wachten.
Kortom, de kwestie van de uitbreiding levert genoeg stof voor geschillen - tussen leden en kandidaat-leden van de EU èn tussen de eersten onderling. President Bush mocht dan wel in Warschau de eenheid van Europa bezingen, die hij overigens sterk vereenzelvigde met de eenheid van de NAVO, het is de vraag of die Europese verdeeldheid hem niet goed uitkomt. Verdeel en heers dus? Niet helemaal, want Bush zoekt die verdeeldheid niet. Die bestaat al.
Maar in die Warschause rede heeft hij, misschien onbedoeld, wèl de indruk gevestigd graag de goedgunstige heerser te willen zijn. Wanneer hij zegt: ‘Het Europa dat wij opbouwen, moet zich ook uitstrekken tot Oekraïne en voor Rusland openstaan’, rijst de vraag wie hij met die wij bedoelt. Zijn formulering zal een Pools gehoor misschien behagen, maar Frankrijk zeker op stang jagen. De Franse droom van een autonoom Europa vervliegt steeds meer.
Ja, ziet iedereen die autonomie als een Europees belang? De nieuwe Italiaanse minister van Defensie, Antonio Martino, beschouwt het als zijn eerste taak ‘de Amerikanen te verzekeren van onze trouw als bondgenoot’. ‘Teneinde dubbelzinnigheden te vermijden, zullen wij de Verenigde Staten uitleggen dat Europa geen enkele bedoeling heeft zich autonoom te maken.’ Dit is op z'n minst in strijd met het besluit van de Europese top van Helsinki (december 1999) ‘een autonome capaciteit te ontwikkelen’.
Zo zijn er, behalve Italië en de Midden-Europese landen, wel meer Europese landen die het eigenlijk toejuichen dat de Verenigde Staten een belangrijke medespeler in Europa willen blijven, al was het slechts als tegenwicht tegen een condominium van grotere Europese mogendheden, dat ze meer vrezen. De hebbelijkheden van de Amerikaanse president van het ogenblik nemen ze dan graag op de koop toe.
Andere Europese landen, Frankrijk vooral, voelen zich ongelukkig in deze in feite ondergeschikte rol. Zolang de Verenigde Staten bereid blijven die medespeler te zijn - en Bush heeft die bereidheid, ja wil, getoond - blijft Europa verdeeld over zijn eigenlijke rol in de wereld.
NRC Handelsblad van 21-06-2001, pagina 9