Het kabinet heeft ingestemd...
‘Het kabinet heeft ingestemd met toezending aan de Tweede Kamer van een notitie waarin een visie wordt gegeven op de toekomst van de Europese Unie.’ Aldus begint het persbericht waarin de inhoud van die notitie kort wordt samengevat. ‘Het kabinet heeft ingestemd...’ Het klinkt niet geestdriftig, eerder onwillig. Alsof het kabinet zo'n notitie liever niet geproduceerd had.
Maar ja, we leven nu eenmaal in een democratie, en dus moet het kabinet zich zo nu en dan in de kaart laten kijken. Dat is vooral vervelend wanneer de meest betrokken bewindslieden het onderling nog niet helemaal eens zijn over de onderhavige materie, en als we de analyse van Floris van Straaten in de krant van 11 juni mogen geloven, is dit het geval.
Als er inderdaad sprake is van een zekere tegenzin om de democratische spelregels nauwgezet te volgen wanneer het om Europese zaken gaat, dan moet die tegenzin wel versterkt zijn geworden door de uitslag van het referendum in Ierland, waarbij het verdrag van Nice (van december 2000) verworpen werd. De uitbreiding van de EU en de verbetering van haar besluitvormingsprocedure, waartoe in Nice besloten was, zijn nu weer vertraagd.
Nu kan men wel zeggen (zoals een Ier zondag deed in het televisieprogramma Buitenhof): het was niet Ierland dat het verdrag afwees, want slechts 34 procent van de kiesgerechtigden was naar de stembus gegaan, en daarvan stemde iets meer dan 50 procent tegen. Dat kan waar zijn, maar ondertussen kan niemand beweren dat de democratische spelregels niet in acht zijn genomen. Dus: Ierland heeft tegen gestemd, en het proces van de Europese eenwording heeft een tegenslag ondervonden.
Ja, we mogen blij zijn dat het verdrag van Nice niet in elk Europees land aan een referendum onderworpen wordt. Wat zou dan het resultaat zijn? De Ieren, die grotelijks van hun lidmaatschap van EU geprofiteerd hebben, golden als vurige voorstanders. En zie wat er gebeurt wanneer de Ierse democratie spreekt. In sommige andere landen is de geestdrift voor de EU, en vooral voor haar uitbreiding, nog veel minder groot. Die zouden, bij een referendum, zeker tegenstemmen. (In het over 't algemeen pro-Europees geachte België sprak zich bij een recente peiling 54,5 procent uit tegen uitbreiding van de EU (57 in Vlaanderen, 51 in Wallonië).)
Het is dus wel begrijpelijk wanneer sommige regeringen wat huiverig zijn voor de stem des volks. Die kan beter gefilterd worden door het parlement, waar populistische reacties zich minder laten horen en waar de fracties bij belangrijke zaken meestal onder stemdwang staan. Wat zou het referendumgrage D66, dat tevens erg pro-Europees is, van het Ierse voorbeeld denken?
Ons kabinet bestaat uit goede democraten. Het volgt een andere redenering. In de notitie over de toekomst van Europa zegt het dan ook: de Europese verdragen moeten ‘toegankelijker voor de burger’ zijn. Heel mooi, maar hoe staat het met de toegankelijkheid van zijn eigen notitie? Eerlijk gezegd, weet de burger die in deze rubriek aan het woord is, niet wat bedoeld wordt met een ‘level-playing field’, waarover de notitie spreekt.
Zo zijn er meer uitspraken die niet door de praktijk bevestigd lijken. Bijvoorbeeld: het kabinet kiest voor ‘een gezamenlijke Beneluxaanpak’. ‘De drie landen zullen in het toekomstdebat gezamenlijk optrekken.’ Opnieuw: heel mooi, maar dat zal een hele toer zijn, omdat België nu al opteert voor het koersen op een Europese federatie, terwijl minister Van Aartsen zegt dat zo'n federatie ‘mijlenver van de Europese werkelijkheid’ is (interview in de krant van 9 juni) en er dus niet over wil praten.
Het gaat er hier niet om wie gelijk heeft. Het gaat erom dat, met deze twee verschillende visies, een gezamenlijke aanpak wel heel moeilijk zal zijn. Of heeft het kabinet, met die buiging naar België, alleen maar de slechte indruk willen wegnemen die het heeft gemaakt door in Nice zo aan te dringen - met succes overigens - op één stem meer dan de Belgen in de Europese Raad?
Maar wie heeft er gelijk: Van Aartsen of de Belgen? Ongetwijfeld staat Europa, zoals de eerste zegt, ‘ongelooflijk’ ver van een Europese federatie en is die inderdaad ‘mijlenver van de werkelijkheid’. Maar in een onderhandeling over Europa's uiteindelijke constitutionele vorm is het, zoals bij elke onderhandeling, verstandig hoog in te zetten. Dat doen, behalve de Belgen, de Duitsers ook - wel wetend dat ze niet het onderste uit de kan zullen krijgen.
Er is evenwel nog iets anders. Wie, zoals Van Aartsen dat deed in zijn Washingtonse rede van 18 mei, beweert dat Europa ‘steeds meer een global player is - dat wil zeggen: een macht van gewicht op het politieke wereldtoneel - kan er niet onderuit, al was het alleen maar om die bewering geloofwaardig te maken, gedachten te formuleren over hoe, in dat Europa, het beleid op het wereldtoneel gevormd zou moeten worden.
In theorie doet het er niet veel toe wie beslist - als het beleid maar krachtig en slagvaardig is. In theorie kan dat een hegemoon zijn of zelfs nog erger: een Napoleon of Hitler. Maar niemand wil dat, en dan ligt het, gegeven de Europese diversiteit, voor de hand te kijken naar hoe andere democratische mogendheden dit probleem hebben opgelost. De Verenigde Staten bijvoorbeeld.
Zeker, een federatie naar Amerikaans model is, om Van Aartsens woorden nogmaals te gebruiken, ‘mijlenver van de Europese werkelijkheid’. Maar zolang ook deze theoretische mogelijkheid niet althans in de gedachtewisseling betrokken wordt, blijft alle gepraat over Europa als global player grootspraak. Het Ierse neen heeft die pretentie niet geloofwaardiger gemaakt.
Dus ook hier een uitspraak die niet door de praktijk bevestigd wordt. Of zou het kabinet zo'n politieke rol voor Europa eigenlijk helemaal niet ambiëren - zich spiegelend aan de bescheiden rol die Nederland op het politieke wereldtoneel heeft gespeeld sinds het geen grote mogendheid meer was? Per slot van rekening hingen in de vroege jaren '70 twee van de huidige regeringspartijen - PvdA en D66 - de conceptie aan van het ‘civiele Europa’, een Europa dat wars is van grote-mogendheidsallures. Maar zouden Europese landen met een ander verleden dan Nederland geneigd zijn zo'n conceptie te omhelzen?
NRC Handelsblad van 14-06-2001, pagina 9