De dorpsgek van Europa?
Jaren geleden las ik eens bij een Duitser die Nederland zeer welgezind was, dat vele Duitsers moeite hebben een land helemaal au sérieux te nemen dat zijn koningen Willem noemt. De ‘olle Willem’ is immers in de Duitse streekliteratuur een bekende figuur, waarmee de dorpsgek wordt aangeduid. Door zulke kleinigheden wordt dikwijls het beeld bepaald dat het ene volk van het andere heeft. Nemen de Nederlanders de Vlamingen en Afrikaners altijd ernstig, wanneer die hun taal spreken?
Toen ik op 31 augustus in de Frankfurter Allgemeine Zeitung boven een artikel de kop ‘Willem II’ zag staan, dacht ik dan ook aanvankelijk dat hier de spot gedreven werd met onze geëerbiedigde koning van die naam, die in 1848 in één nacht van conservatief liberaal was geworden en daarmee de overgang naar de parlementaire democratie vergemakkelijkte, althans ertoe bijdroeg dat die zich zonder bloedvergieten zou voltrekken.
Maar nee, het artikel bleek te gaan over de man die wij gemeenlijk Wilhelm II noemen, en meer in het bijzonder over de plaats waar deze ex-keizer van Duitsland de laatste twintig jaar van zijn leven in ballingschap doorbracht: Huis Doorn, dat staatssecretaris Van der Ploeg niet langer wil subsidiëren, omdat het niet behoort tot het Nederlands erfgoed.
Het artikel is in ironische toon geschreven, al zal niet iedereen de ironie ervan onmiddellijk inzien - zeker niet in de Nederlandse vertaling waarin het de dag daarna in onze krant, op deze pagina, werd overgenomen. Ik ben benieuwd of er bij de redactie veel verontwaardigde brieven uit lezerskring binnenkomen, want zelfs ons geliefde koningshuis wordt op de hak genomen.
Immers, van koningin Beatrix wordt gezegd dat ‘aan haar blauwe bloed meer Duitse hoge adel, in de eerste plaats van het huis Hohenzollern, heeft bijgedragen dan de hele bleke Hollandse polderaristocratie bij elkaar’. Maar is dit dan niet zo? Wordt de erfmassa van het symbool van Nederlandse onafhankelijkheid en identiteit niet meer bepaald door Duitse dan door Nederlandse genen?
Daarbij laat ik in het midden of er in dit Duitse bloed inderdaad veel Hohenzollernbloed zit. Volgens mij zit er bij de Hohenzollerns meer Oranjebloed dan omgekeerd - hoewel de Oranjes zelf oorspronkelijk ook uit Duitsland komen, uit het Hessische Dillenburg, zoals de schrijver van dat artikel niet nalaat fijntjes te memoreren. Hiermee wil maar gezegd worden dat het begrip erfgoed een zeer betrekkelijk begrip is. Overigens stond het twintig à dertig jaar geleden nog in de reuk van fascisme en racisme, vooral bij Van der Ploegs socialistische geestverwanten.
Maar het argument dat Huis Doorn niet behoort tot het Nederlandse erfgoed en dus zonder bezwaar van de hand kan worden gedaan, is ook gevaarlijk. Het kan namelijk zich tegen de hanteerder ervan keren. Volgens dezelfde redenering zouden bij de musea die rijkssubsidie krijgen, alle kunst die niet uit Nederland komt, op een goed ogenblik te gelde gemaakt kunnen worden.
En dat zou dan meteen het beeld weer oproepen van de zuinige, op winst beluste Nederlander, dat vanouds in de omringende landen - niet alleen Duitsland - bestaat. Ook de schrijver van het bewuste artikel zinspeelt erop. We mogen dankbaar zijn dat hij niet herinnerd heeft aan het woord van de filosoof Immanuel Kant (1724-1804): ‘Der Holländer ist von einer ordentlichen und emsigen Gemutsart, und indem er lediglich auf das Nützliche sieht, so hat er wenig Gefühl für dasjenige, das in feinerem Verstand schön oder erhaben ist.’ Wie is overigens de schrijver van dat ironische artikel? In de vertaling in onze krant wordt hij tweemaal Dirk Schuimer genoemd. Is dat soms ook ironisch bedoeld? Want volgens Van Dale is een schuimer een klaploper. In werkelijkheid heet hij Dirk Schümer, die in de FAZ veel schrijft over Nederland en de andere kleine buurlanden van Duitsland en daarbij blijk geeft van veel kennis en begrip. (Zijn gewraakte artikel ondertekende hij overigens met ‘dsch’.)
Er is nog iets anders aan de hand met die vertaling. Zij volgt het Duitse origineel op de voet, op één uitzondering na. In de vertaling staat: ‘En uitgerekend deze arme vrouw (bedoeld is koningin Beatrix), deze aangetrouwde nicht van “Willem Twee” (bedoeld is de ex-keizer van Doorn), zou dit barbaarse besluit ook nog in haar troonrede moeten voorlezen.’ De Duitse tekst laat hier (in het Nederlands!) op volgen: ‘Godverdomme!’
Waarom is dat woord in de vertaling weggelaten? Om niet te zeggen: waarom is hier censuur toegepast? Als het om seksualia gaat, is de krant niet altijd zo fijngevoelig, zoals we laatstelijk nog hebben mogen zien in de prent van Alex van Warmerdam op pag. 34 van het nummer van zaterdag jl. Let wel: ik heb er geen bezwaar tegen, maar ik wil wel graag weten welke normen er worden toegepast.
Nu ik toch bezig ben met het naadje van de kous of met spijkers op laag water: In de Boekenbijlage van 1 september stond, bij een bespreking van het boek van Barrington Moore: Moral Purity and Persecution in History, een portret met het onderschrift: Robespierre (1758-1794). Had het niet moeten zijn: Danton (1759-1794)? (Het was Robespierre die l'incorruptible werd genoemd, die zijn vriend Danton tot de guillotine veroordeelde - enige maanden voordat hij hetzelfde lot onderging.)
NRC Handelsblad van 05-09-2000, pagina 9