Nihilisme met een menselijk gezicht
Frankrijk heeft de laatste jaren al meermalen kennisgemaakt met de zogenoemde cohabitation: een socialistische president en een gaullistische regering (of omgekeerd). Nu is het land sinds 1997 aan zijn derde cohabitation bezig. Het schijnt de kiezers uitstekend te bevallen. Het is niet onmogelijk dat het experiment in 2002 herhaald zal worden en dan nauwelijks meer een experiment genoemd kan worden.
Maar vertoont de Nederlandse politiek niet iets soortgelijks? Sinds 1994 vormen twee partijen de pijlers van de regering die tientallen jaren elkaars politieke doodsvijanden waren: de PvdA en de VVD, en het ziet er niet naar uit dat daar zo gauw verandering in komt. Het gaat immers economisch goed met het land. Waarom zouden de kiezers talen naar verandering?
Dat is een probleem voor de grootste oppositiepartij, het CDA. Zijn politieke leider, J.G. de Hoop Scheffer, erkent dat ook met zoveel woorden in een interview in het Reformatorisch Dagblad (26 augustus). Waarin onderscheidt het door het CDA bepleite beleid zich wezenlijk van het beleid dat ‘paars’ voert? De Hoop Scheffer zoekt het vooral in de hoek van de ethiek en moraal, waarover ‘paars’ het debat schuwt.
‘Een land en een overheid’, zegt hij, ‘kunnen niet zonder een ethisch-moreel kader, om met behulp daarvan allerlei ontwikkelingen, die in sneltreinvaart op ons afkomen, te beoordelen. In het scheppen van zo'n kader schiet paars schromelijk te kort.’
Welke ontwikkelingen bedoelt hij? ‘Neem de octrooiering van planten en dieren, genetisch gemodificeerde organismen, de recente discussie over kloneren, de experimenten met embryo's, het stamcellendebat. Je kunt de discussie daarover niet vanuit het niets voeren. [...] Hier moet de overheid een ethisch-moreel kader scheppen. Al zes jaar wachten wij op wetgeving over bovengenoemde onderwerpen, maar er komt niets.’
Het zijn wezenlijke, ja existentiële zaken die De Hoop Scheffer hier aansnijdt, en zijn verwijt aan ‘paars’ dat het hier laat afweten, lijkt terecht. Ook over een ander, minder existentiële maar wèl essentiële zaak heerst er van regeringswege radiostilte: het debat over de toekomst van de Europese integratie.
Maar kunnen we iets anders verwachten van ‘paars’? De PvdA heeft op bevel van Kok haar ideologische veren afgeschud. De VVD is, na (eigenlijk ook tijdens) Bolkesteins bewind, wars van elke ideologische discussie. En D66 vindt zelfs haar reden van bestaan in de afwijzing van elke klassieke ideologische fundering van politiek handelen.
Blijkbaar vinden de kiezers dat best, en zolang het goed gaat met de economie, zal het CDA moeite hebben hen ongerust te maken over het ethisch-morele vacuüm vanwaaruit beleid gevoerd wordt. En Europa is sowieso ver van hun bed - een zaak voor deskundigen (hoewel het om de toekomst van ons land gaat). Dus veel zijde valt er voor een oppositiepartij die geen fundamenteel bezwaar heeft tegen het economisch beleid, niet bij te spinnen.
Volgens De Hoop Scheffers interviewers klinkt zijn verhaal ‘erg behoudend’. Die opmerking stuit bij hem niet op protest. ‘Naar mijn mening kan een conservatief uitstekend bij het CDA terecht. Conservatief heeft vaak een negatieve bijklank. Ik spreek daarom liever van waardevastheid.’ Dit is een nieuw geluid. Vroeger meden alle partijen, tot en met de VVD, elke associatie met conservatisme als de pest. Al in 1918 zei de toenmalige voorman van de katholieken, mgr. Nolens, dat de meesten ‘nog liever beschuldigd zouden worden van brandstichting dan te zijn conservatief’.
De Hoop Scheffer verdient dus een compliment dat hij dit taboe heeft doorbroken. Maar toch geeft hij voedsel aan een wijdverbreid misverstand omtrent conservatisme. Dat bleek toen hij opmerkte dat de ChristenUnie (het samenwerkingsverband van GPV en RPF) en CDA veel aan elkaar hebben wat betreft de moreel-ethische thema's. ‘Maar op andere terreinen zie je onze broeders heel vaak de klassiek-linkse kant kiezen. Niet ten onrechte noemt men de ChristenUnie wel een christelijk GroenLinks.’
Wat is het misverstand dat De Hoop Scheffer lijkt te delen? Dat een levensbeschouwelijk conservatisme op sociaal en economisch gebied noodzakelijkerwijs ‘rechts’ is. Maar het een vloeit helemaal niet dwingend uit het ander voort, zoals sommige Britse Conservatieve regeringen (vóór Thatcher) hebben getoond. En de eerste sociale wetten zijn door Bismarck uitgevaardigd, ook niet bepaald een progressieveling. Een welbegrepen conservatisme zou een goed alternatief zijn voor het huidige nihilisme-met-een-menselijk-gezicht.
NRC Handelsblad van 01-09-2000, pagina 7