Beroemd en toch miskend?
't Is jammer dat mr. G.B.J. Hiltermann zijn eigen necrologieën niet kan lezen, want die waren over 't algemeen waarderend - ook in kranten waarin hij tijdens zijn leven op z'n best genegeerd werd. In de spraakmakende gemeente, waartoe de meeste kranten behoren, werd meestal enigszins smalend over hem gesproken. Waarom? Omdat hij conservatief was, terwijl het daar lange tijd bon ton was links te zijn? Omdat hij keurige pakken droeg en met een gedragen stem sprak, terwijl onverzorgdheid in uiterlijk en uitspraak lange tijd het merkteken was dat je erbij hoorde? Waarschijnlijk namen de meeste van die smalers niet eens kennis van zijn analyses.
Hij werd, ongezien, beschouwd als de spreekbuis van rechts Nederland, maar in werkelijkheid was hij niet de conformist waarvoor hij gehouden werd. Zo was hij een bewonderaar van de Gaulle, en die was juist de bête noire van Atlantisch, pro-Amerikaans Nederland. Dat toont aan dat hij ook een eigenzinnig man was. Eigenzinnigheid is niet het monopolie van links, dat vaak juist conformistisch was - bijvoorbeeld in zijn oordeel over Hiltermann.
Ook de bewondering die hij enige tijd, na een bezoek aan China, voor Mao gekoesterd heeft - in een tijd dat velen die allesbehalve zijn geestverwanten waren, de grote roerganger beaat adoreerden - past niet in het hokje dat hem toebedacht werd. Dit alles kan vermoedelijk geboekt worden op het conto van een realpolitische zienswijze - die overigens niet altijd een waarborg is voor een juiste analyse.
Hoe dit ook zij - de overwegend welwillende toon van de nabeschouwingen is, vergeleken met de oordelen van vroeger, opvallend. Is er dan toch zoiets als een tijdgeest? Zeker, Joop van Tijn en W.L. Brugsma werden bij hun dood, drie jaar geleden, uitbundiger herdacht - vaak meer dan één keer in eenzelfde krant. Maar zij behoorden tot de spraakmakende gemeente, en Hiltermann tot geen enkele coterie. Het strekt hem tot eer.
Hiltermann was een monument. Ook uiterlijk. Vooral als hij zat, was hij een indrukwekkende persoonlijkheid. Stond hij op, dan merkte je dat hij eigenlijk nogal klein was. Een Sitzriese noemen de Duitsers zo iemand.
Iemand een monument te noemen zegt nog niets over de schoonheid of constructie van dat monument, maar voor zeer velen - waarschijnlijk meer lezers en kijkers dan Van Tijn en Brugsma ooit tot hun bewonderaars hebben kunnen rekenen - is hij gedurende lange, lange jaren een orakel geweest. Dat is op zichzelf al een hele prestatie, en alleen al daarom verdiende hij het herdacht te worden.
Wanneer het erop aankomt mijn eigen oordeel over het monument te geven, kom ik enigszins in verlegenheid. Het uur waarop hij de langste tijd zijn befaamde radiopraatje hield - 's zondags, na het nieuws van één uur - heeft mij nooit geschikt: vroeger was ik dan met de kinderen op stap en later had ik bezigheden in huis of tuin. En de uren waarheen de radio hem in zijn nadagen verbande, schikten mij, zoals velen van zijn toehoorders, al helemaal niet.
En wat zijn artikelen betreft: ook hier moet ik mij aan een oordeel onttrekken, want Elsevier en De Telegraaf las ik lange tijd niet, en toen ik ze wèl ben gaan inzien, verscheen Hiltermann niet meer in Elsevier, en in De Telegraaf alleen op zaterdag, en die dag koop ik die krant juist niet (veel te dik).
Het was geen vooroordeel waardoor ik me liet leiden, want als ik toevallig wel eens de radio aanhad wanneer hij sprak, was ik het eigenlijk nogal eens met zijn analyse. Ik moet erbij zeggen dat mij over 't algemeen de politieke feiten - waaronder ik ook versta de meningen van politici - meer interesseren dan de meningen van mijn collega-commentatoren. Daarmee bedoel ik niets persoonlijks, maar commentatoren, hoe briljant ook, vertegenwoordigen per slot van rekening alleen maar zichzelf.
Ontmoet heb ik Hiltermann meermalen. De rustige zelfverzekerdheid waarmee hij in het gesprek zijn opvattingen poneerde, bedremmelde mij altijd een beetje. Zelf ben ik meestal niet zo stellig. Meer contact had ik met zijn vrouw Sylvia Brandts Buys, die hem vaak vergezelde: een scherpe, geestige vrouw, die je aan het lachen kon brengen. Dat laatste was niet Hiltermanns fort.
Die ontmoetingen waren niet veelvuldig, maar in meer vertrouwelijke ogenblikken kreeg ik soms het gevoel dat hij een ander podium had gewenst dan de media waarin hij optrad hem verschaften; en een ander publiek dan waarop hij meende, op grond van zijn intellectuele kwaliteiten, recht te hebben. Hoewel hij Nederlands meest beluisterde en gelezen commentator was, vormden zijn analyses inderdaad niet het gesprek van de dag. Dat lag minder aan die analyses dan aan het publiek dat hij bereikte.
Ook vermoedde ik dat hij graag meer academische erkenning had gewenst. Weliswaar presteerde hij het om op latere leeftijd te promoveren (de doctorstitel droeg hij niet, wat hem opnieuw tot eer strekte; wèl de voor zijn werk minder relevante meesterstitel). Maar wat ik bedoel is dat hij vermoedelijk graag colleges en lezingen voor een academisch publiek zou hebben gegeven en ook meer wetenschappelijke publicaties zou hebben geschreven. Voorzover ik weet, is dat niet gebeurd.
Was Hiltermann dus beroemd, maar niettemin enigszins miskend? Of voelde hij zich althans zo? Zo ja, dan school er toch een zekere tragiek achter zijn onverstoorbare uiterlijk en gedrag. Als dat zo zou zijn, dan heeft hij die met waardigheid voor zich weten te houden.
NRC Handelsblad van 28-07-2000, pagina 7