Brussel omzeild
In een analyse in Le Monde wordt de rede die president Chirac dinsdag in de Rijksdag heeft gehouden, een volte-face van de Franse politiek ten aanzien van Europa genoemd. Een draai van 180 graden ten opzichte van een politiek van ‘kleine passen’ en ‘bescheiden ambities’, die premier Jospin nog op 9 mei had bepleit?
Dat lijkt me sterk. Het enige verschil tussen de standpunten van Chirac en Jospin is dat er tussen beide redevoeringen de rede lag die de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Joschka Fischer, op 12 mei gehouden heeft. Daar moest een Frans antwoord op gegeven worden. Dat heeft Chirac gedaan.
Fischer had een vergezicht geschetst, een visie op het Europa van de toekomst. Daartegenover kon Frankrijk niet volstaan met een pragmatisch verhaal, en zo viel het Chirac, wiens rede voor de Bondsdag al lang tevoren was geprogrammeerd, te beurt de ‘grote overgang’ aan te kondigen voor de periode na de topconferentie in december in Nice, waar over de hervorming van de bestaande Europese instellingen - meerderheidsbesluiten, stemmenweging en zetelverdeling in de Europese Commissie - besloten moet worden.
Die ‘grote overgang’ lijkt niet erg op een volte-face, maar markeert op z'n hoogst een ontwikkeling in het gaullistische denken. Wat kan trouwens anders verwacht worden van iemand die, herinnerend aan de persoonlijke ententes tussen Franse en Duitse staatslieden van de laatste halve eeuw, alleen die tussen Adenauer en De Gaulle, Willy Brandt en Pompidou (die overigens helemaal niet met elkaar overweg konden), en Helmut Schmidt en Giscard d'Estaing noemde?
Met andere woorden: Chirac riep niet het eerste Frans-Duitse koppel in herinnering dat de Europese integratie juist aan het rollen had gebracht: Adenauer en Robert Schuman. Waarom noemde hij dit duo niet? De reden is duidelijk: zij zijn de vaders van het supranationale Europa, waarvan de Europese Commissie in Brussel nog een overblijfsel is.
Dat Europa accepteren de gaullisten, voorzover het bestaat, op z'n hoogst als een gegeven. Dat deed De Gaulle zelf ook. Maar dit Europa voortzetten en dan, meer in het bijzonder, er de buitenlandse politiek en de defensie aan toevertrouwen - dat nooit. En die lijn bleek heel duidelijk in Chiracs rede.
De eerste stap in Chiracs ‘grote overgang’ is dan ook de vorming, al volgend jaar, van een ‘pioniersgroep’ van landen die met de Europese eenheid ‘verder of vlugger’ willen gaan dan de andere leden van de Europese Unie. Die groep moet een secretariaat hebben, dat de opdracht krijgt ‘te waken over de samenhang van de standpunten en de politiek van de leden van de groep’. Dat is een oude Franse gedachte, maar waar het om gaat is dat hiervoor, volgens Chirac (die hierin van mening verschilt met Jacques Delors, de oud-voorzitter van de Europese Commissie), geen apart verdrag nodig is. De groep kan zelfs, zo nodig, samenwerkingsverbanden buiten de bestaande Europese verdragen om aangaan. Dit betekent dat de Europese Commissie omzeild, zo niet op een dood spoor gezet, wordt. Dit gebeurt al veelal in de praktijk, waarin een machtsverschuiving van de Commissie naar de intergouvernementele Europese Raad duidelijk merkbaar is. Als er een lijn wordt voortgezet, dan is het die lijn, en die wil Chirac als 't ware codificeren.
In de laatste fase van de ‘grote overgang’, die moet leiden tot ‘het leggen van een nieuwe institutionele grondslag’ voor de EU (refondation institutionnelle), moeten de verdragen ‘gereorganiseerd’ en de bevoegdheden tussen de verschillende niveaus van Europa opnieuw verdeeld worden. Op die manier kan dan ten slotte ‘de eerste “Europese grondwet”’ tot stand komen.
Dit alles kan jaren in beslag nemen, zegt Chirac zelf, en in die jaren kunnen alle staatkundige en staatsrechtelijke tradities van de verschillende landen zich ten volle uitleven (ook de kandidaat-leden mogen meepraten), maar ten slotte zal, zoals altijd, het politiek-economische gewicht van de deelnemende landen de doorslag geven.
In dezelfde Monde die in het begin van dit artikel genoemd werd, is ook te lezen dat Chiracs eerste premier, Alain Juppé, met wie hij nog nauw verbonden is, de laatste hand aan het leggen is aan een ontwerp voor een Europese grondwet. Het zou aan te bevelen zijn als ook in Nederland mensen van gezag zich over zoiets zouden buigen, zodat, als het ooit zover komt, Nederlands bijdrage meer kan zijn dan te pogen een door anderen voorgelegde ontwerp-tekst hier en daar te amenderen.
NRC Handelsblad van 30-06-2000, pagina 7